Reiniging En Onderhoud - rawlink 20447 Gebrauchsanweisung

Opladen
Indien de accu via de negatieve accupool
verbonden is met het chassis, sluit dan
als eerst de rode batterijklem aan op de
positieve accupool (rood, plus)
Sluit vervolgens de zwarte batterijklem
aan op een stuk metaal van het chassis.
Deze klem mag niet bevestigd zijn op de
carburateur, brandsto� eiding of geverfde
metalen onderdelen.
Nu mag u pas de acculader verbinden met
de netstroom.
De acculader registreert automatisch of deze
verbonden is met een accu van 6 V of 12 V.
Druk een of meerdere keren op de MODE-
knop (1) om de laadfunctie te selecteren. Het
bijbehorende symbool wordt weergegeven
op het scherm (2).
U kunt kiezen uit de volgende laadfuncties:
• Langzaam 12 V laden (7), dat begint met
laden bij 2 A en stop met laden bij een
spanning van 14,5 V.
• Snel 12 V laden (8), dat begint met
laden bij 4 A en stop met laden bij een
spanning van 14,8 V.
• 2 V laden op een lage temperatuur (9)
(onder 5 °C), dat begint met laden bij 4 A
en stop met laden bij een spanning van
14,8 V.
• Langzaam 6 V laden (10), dat begint met
laden bij 2 A en stop met laden bij een
spanning van 7,5 V.
Het laadproces gebeurt automatisch in
8 stappen, die worden aangestuurd door een
microprocessor.
Het frame rond de batterij op het symbool
voor de laadstatus (14) knippert tijdens het
laden van de accu. De streepjes op de accu
tonen de laadstatus van de accu. Elk streepje
staat voor 25%. Zodra alle vier de streepjes
worden weergegeven en het frame niet meer
knippert, is de accu helemaal opgeladen.
44
Er bestaat geen risico op het overladen
van de accu of op het oververhitten van de
accuvvloeistof.
Om het laden te voltooien, schakel de
acculader uit door deze van de netstroom af
te halen.
Ontkoppel eerst de zwarte batterijklem van
de chassisverbinding en vervolgens de rode
batterijklem van de accu.
Mogelijke defecten
Als symbool (12) wordt weergegeven binnen
enkele seconden nadat u de acculader
verbonden heeft met de netstroom, kan
dit komen door een van de onderstaande
fouten:
1) De batterijklemmen zijn verbonden
met de verkeerde accupolen. Haal de
acculader van de netstroom en wissel
de batterijklemmen om. Verbind de
acculader vervolgens weer met de
netstroom.
2) De spanning van de accu is te laag.
3) De spanning van de accu is te hoog.
4) De accu of accucellen hebben
kortsluiting gemaakt.
Verhelp het probleem en herstart het
laadproces.
Indien symbool (11) wordt getoond, dan is
de batterij defect.
Laat de accu nakijken door een expert.

Reiniging en onderhoud

Veeg de acculader regelmatig af met een
goed uitgewrongen doek.
Indien er accuvloeistof op de acculader
terecht komt, moet dit er meteen vanaf
geveegd worden.