Fouten - Oorzaken En Oplossingen; Meetgereedschap Controleren - Bosch GLM 20 Originalbetriebsanleitung

nl 138 | GLM 20 | Werkinstructies
6.4 Fouten – oorzaken en oplossingen
Oorzaak
Temperatuurwaarschuwing (b) knippert, meting niet mogelijk
Meetgereedschap is buiten de bed-
rijfstemperatuur van –10 °C tot
+40 °C.
Batterijwaarschuwing (a) wordt getoond
Afnemende batterijspanning (met-
ing nog mogelijk).
Batterijwaarschuwing (a) knippert, meting niet mogelijk
Batterijspanning te laag
Op het display wordt "––––" weergegeven
Het meetgereedschap is te snel be-
wogen.
Het meetobject bevindt zich buiten
het bereik van de laserstraal.
Alle indicaties op het display knipperen
Meetgereedschap is defect.
Uitgang van de laserstraal 8 of ont-
vangstlens 7 zijn beslagen (bijv.
door plotselinge temperatuurwis-
seling).
Op het display wordt na het indrukken van de aan-/uit-toets
"Err" weergegeven
Onbetrouwbaar meetresultaat
Het doeloppervlak reflecteert niet
correct (bijv. water, glas).
Uitgang van de laserstraal 8 en/of
de ontvangstlens 7 zijn afgedekt.
Meetresultaat niet plausibel
Hindernis in laserstralenbundel
Het meetgereedschap bewaakt de correcte werking
voor elke meting. Wanneer een storing wordt gecon-
stateerd, knipperen alle indicaties op het display. In dit
geval of wanneer de bovengenoemde oplossingsmaatre-
gelen de storing niet opheffen, zendt u het meetgereed-
schap via uw dealer aan de geautoriseerde klantenser-
vice van Bosch.
|
1 689 989 376 2018-04-01
Oplossing
Wacht, tot het meetger-
eedschap de bedrijfstem-
peratuur bereikt
Batterijen vervangen
Batterijen vervangen
Meetgereedschap lang-
zamer bewegen.
Dichter naar het meetob-
ject toe gaan.
De technische dienst in-
formeren
Uitgang van de laserstraal
8 en/of de ontvangstlens
7 met een zachte doek
schoon wrijven
Doeloppervlak afdekken
Waarborg, dat de uitgang
van de laserstraling 8 of
ontvangstlens 7 vrij zijn
De laserpunt moet zich
compleet op het doelop-
pervlak bevinden.
6.5

Meetgereedschap controleren

De nauwkeurigheid van het meetgereedschap kan als
volgt worden gecontroleerd:
$
Kies een vast, onveranderlijk meettraject met
een lengte van circa 1 tot 10 meter, waarvan de
lengte exact bekend is (bijv. de breedte van een
ruimte of een deuropening). Het meettraject
moet in een binnenruimte liggen, het doelop-
pervlak van de meting moet glad zijn en goed
reflecteren.
$
De afstand 10 keer opeenvolgend meten.
Bij gunstige omstandigheden mag de afwijking van de
afzonderlijke metingen van de gemiddelde waarde niet
meer dan (max.) ±1,6 mm over het gehele meettraject
bedragen. Protocolleer de metingen voor eventuele
vergelijkingen van de nauwkeurigheid op een later
tijdstip.
Robert Bosch GmbH