8. Ingebruikneming
a) Sensor adresseren
Aan elke sensor in het betrokken weer-meetsysteem moet een adres
worden toegewezen, dat het de ontvanger mogelijk maakt, de sensor
storingsvrij te integreren.
De basisinstelling van in de fabriek is daarbij voor elke sensor het adres
5. Er zijn 8 adressen beschikbaar (1 tot 8).
• Open het batterijvak door het naar onder open te schuiven.
• De adressering gebeurt met twee schuifschakelaars, die zich boven
het batterijvak bevinden.
• Stel met een scherp voorwerp het gewenste adres is, overeenkomstig
de volgende tekening:
54