– rondom hindernissen die de
robotmaaier niet mag aanraken,
– rondom hindernissen die niet stabiel
genoeg zijn,
– rondom hindernissen die te laag zijn.
Minimumhoogte: 8 cm
VIKING raadt aan,
● hindernissen met verboden zones af te
grenzen of te verwijderen,
● verboden zones na de eerste installatie
of na veranderingen in de
draadinstallatie met behulp van het
commando "Rand testen" te
controleren. (
11.14)
Verboden zones moeten een minimale
diamater van 48 cm hebben.
De afstand tot de randlus A moet groter
dan 44 cm zijn.
308
Om storingen bij het aandokken te
voorkomen, mag in een gebied van ten
minste 2 m rondom het dockingstation (1)
geen verboden zone worden
geïnstalleerd.
Geleid de begrenzingsdraad (1) van de
omranding naar de hindernis, leg deze op
de juiste afstand (iRuler gebruiken)
rondom de hindernis (2) en bevestig deze
met een voldoende aantal
bevestigingspennen (3) aan de bodem.
Leg de begrenzingsdraad daarna terug
naar de omranding.
Tussen hindernis en omranding moet de
begrenzingsdraad parallel en zonder
doorkruisen in een verbindingstraject
worden gelegd. (
12.7)
12.9 Aanpalende gazons
Aanpalende gazons zijn gebieden van het
maaivlak die door de robotmaaier niet
volautomatisch kunnen worden bewerkt,
omdat hij daar geen toegang heeft. Zo
kunnen meerdere gescheiden
maaivlakken met een enkele
begrenzingsdraad worden omrand. De
robotmaaier moet met de hand van het
ene naar het andere maaivlak worden
gebracht. De maaibeurt wordt via het
commando "Maaien starten" (
"Maaien met vertraagde start" (
geactiveerd.
Het dockingstation (1) wordt op het
maaivlak A geïnstalleerd. Dit wordt
volgens het maaischema volautomatisch
bewerkt.
De aanpalende gazons B en C zijn met
verbindingstrajecten (2) met het
maaivlak A verbonden. Op alle gazons
0478 131 9935 C - NL
11.5) of
11.5)