4.1.5
Slangenset vastzetten
1
1. Voor gebruik de insteekeenheid met slangenset tot aan de
aanslag in de behuizing duwen (afb. 1).
2. Bij langdurige bedrijfsonderbrekingen of opslag de
insteekeenheid met slangenset ca. 5 mm uit de behuizing
trekken (afb. 2). Opslag in deze toestand voorkomt dat de
slangenset knikt (afb. 3).
4.2
Stromingstester inschakelen
VOORZICHTIG
Gevaar voor verbranding of beschadiging van oppervlakken!
Let tijdens het gebruik op het volgende:
► Niet in het nevelmondstuk kijken!
► De stromingstester niet op levende wezens richten!
Gevaar door wegspuitende, hete neveldruppels (ca.
o
300
C).
► De nevel niet op voorwerpen richten die meer dan 300
heet zijn.
Flow Check
2
3
o
De stromingstester alleen met nevelmondstuk gebruiken.
4.2.1
Nevel genereren
1. Schuifschakelaar naar boven schuiven (afb. A/10).
2. Knop ingedrukt houden: er wordt nevel gegenereerd
zolang de knop wordt ingedrukt.
Knop loslaten: er wordt geen nevel gegenereerd.
Of
3. Schuifschakelaar naar beneden schuiven: er wordt continu
nevel gegenereerd.
Terwijl er nevel wordt gegenereerd, brandt de LED groen.
De LED knippert groen en er wordt weinig of geen nevel
gegenereerd: er wordt onvoldoende vloeistof toegevoerd
(bijv. lucht in het slangenstelsel).
Dan:
1. Schuifschakelaar naar boven schuiven en de knop
ingedrukt houden.
Of
2. Schuifschakelaar naar beneden schuiven totdat er weer
nevel wordt gegenereerd.
C
nl
Gebruik
47