Herunterladen Diese Seite drucken

Makita RM350D Betriebsanleitung Seite 108

Vorschau ausblenden Andere Handbücher für RM350D:

Werbung

Verfügbare Sprachen
  • DE

Verfügbare Sprachen

  • DEUTSCH, seite 54
Het totaal van de instelwaarden voor de
"waarschijnlijkheid" is 100%
De robotmaaier houdt er rekening mee dat de ingevoerde waarschijn-
lijkheden in de twee submenu's [Mower departing points (Startpunten
van maaier)] en [Departure angles (Uitrijhoeken)] een totaal van
100% moet opleveren, en wijst de waarschijnlijkheden dienovereen-
komstig toe aan de manieren van wegrijden en uitrijhoeken uit het
laadstation.
Bijvoorbeeld, als drie manieren van wegrijden zijn geregistreerd in het
submenu [Mower departing points (Startpunten van maaier)] en de
waarschijnlijkheid van elk is ingesteld op 20%, is de totale waarschijn-
lijkheid 60%. De resterende waarschijnlijkheid van 40% wordt toege-
kend aan de uitvoeringsprioriteit van de uitrijbereiken 1 en 2 ingesteld
in het submenu [Departure angles (Uitrijhoeken)]. Als hier 50% en
50% zijn ingevoerd als de waarschijnlijkheden van de uitrijbereiken 1
en 2, wordt de resterende waarschijnlijkheid van 40% voor 50% toe-
gewezen aan elk van de bereiken 1 en 2. Rekening houdend met de
totale waarschijnlijkheid wordt daarom de uitvoeringsprioriteit van de
uitrijbereiken 1 en 2 berekend als respectievelijk 20% en 20%.
Het resultaat is dan dat de robotmaaier de drie manieren van weg-
rijden die zijn geregistreerd in het submenu [Mower departing points
(Startpunten van maaier)] en de twee uitrijbereiken geregistreerd in
het submenu [Departure angles (Uitrijhoeken)] willekeurig uitvoert
met een respectievelijke waarschijnlijkheid van elk 20%.
1.
Druk op het bedieningspaneel op de
Het [Main menu (Hoofdmenu)] wordt weergegeven.
2.
Selecteer
op het scherm.
Het submenu wordt weergegeven.
3.
Selecteer [Departure angles (Uitrijhoeken)].
Het optiemenu wordt weergegeven.
4.
Gebruik het toetsenblok en voer de gewenste waarden in voor
de optievelden die op het scherm worden weergegeven.
Uitrijbereiken kunnen worden ingesteld tussen 90° en 270°.
Optie
Beschrijving
Exit range 1:
Voer het 1e bereik aan uitrijhoeken in voor het
(Uitrijbereik 1:)
wegrijden van de robotmaaier uit het laadstation.
(U kunt ook slechts één bereik instellen.)
Exit range 2:
Voer het 2e bereik aan uitrijhoeken in voor het
(Uitrijbereik 2:)
wegrijden van de robotmaaier uit het laadstation.
Probability
Voer voor elk ingesteld bereik de waarschijnlijk-
(Waarschijnlijk-
heid in als percentage waarmee de robotmaaier
heid)
wegrijdt onder een hoek binnen dat bereik.
► Fig.44: 1. Uitrijbereik 1 (1e bereik) 2. Uitrijbereik 2 (2e bereik)
3. Waarschijnlijkheid
De uitrijhoeken instellen
(1) Druk op de toetsen
/
de hoeken en waarschijnlijkheid die moeten worden ingevoerd te
markeren.
(2) Gebruik het toetsenblok en voer de hoeken en waarschijnlijkheid
in.
(3) Herhaal de stappen 1 en 2 om alle invoervelden in te vullen.
OPMERKING: Wanneer alleen [Exit range 1: (Uitrijbereik 1:)] is
ingevoerd, wordt de uitvoeringswaarschijnlijkheid automatisch inge-
steld op 100%.
OPMERKING: Wanneer alleen [Exit range 1: (Uitrijbereik 1:)] is
ingevoerd, kan de uitvoeringswaarschijnlijkheid van [Exit range
1: (Uitrijbereik 1:)] niet worden veranderd. Wanneer het invoeren
van [Exit range 2: (Uitrijbereik 2:)] is gestart nadat [Exit range 1:
(Uitrijbereik 1:)] reeds is ingevoerd, kan de uitvoeringswaarschijn-
lijkheid van [Exit range 1: (Uitrijbereik 1:)] worden veranderd.
OPMERKING: Voltooi het invoeren van [Exit range 1: (Uitrijbereik
1:)] voordat u [Exit range 2: (Uitrijbereik 2:)] invoert. Het is niet
mogelijk om alleen [Exit range 2: (Uitrijbereik 2:)] in te voeren.
OPMERKING: De uitvoeringsprioriteit van [Exit range 2:
(Uitrijbereik 2:)] wordt automatisch berekend zodat het totaal met
de uitvoeringswaarschijnlijkheid van [Exit range 1: (Uitrijbereik
1:)] uitkomt op 100%. De uitvoeringsprioriteit van [Exit range 1:
(Uitrijbereik 1:)] wordt afgetrokken van 100% en de resterende
waarschijnlijkheid wordt automatisch weergegeven als de uitvoe-
ringswaarschijnlijkheid van [Exit range 2: (Uitrijbereik 2:)].
5.
Selecteer [Verify (Controleren)] en registreer de instellingen.
Nadat het bericht [Saved successfully. (Opgeslagen.)] wordt weerge-
geven, drukt u op de toets
.
-knop.
/
/
om de invoervelden voor
De breedte van de navigatievariatie instellen
[Beginmenu] > [Main menu (Hoofdmenu)] > [Navigation
preferences (Navigatievoorkeuren)] > [Line trace offset
(Lijnvolgingsafstand)]
De breedte van de route bij het navigeren langs de begrenzingsdraad
en begeleidingsdraad varieert binnen het instelbereik.
Wat is navigatievariatie?
De robotmaaier rijdt langs de diverse draden terwijl het de signalen
van de draden detecteert. Bij navigatievariatie wordt deze route
expres beetje bij beetje verschoven ten opzichte van de referentie-
route van elke draad om te voorkomen dat de wielen van de robot-
maaier herhaaldelijk in hetzelfde spoor lopen. Terwijl de robotmaaier
rijdt, wordt de route willekeurig gevarieerd binnen het bereik van de
ingestelde waarde zodat de belasting op specifieke routes over het
gazon wordt verminderd.
► Fig.45: 1. Laadstation 2. Begrenzingsdraad 3. Begeleidingsdraad
4. Buitenkant van de referentielijn 5. Breedte van de
navigatievariatie
OPMERKING: In het geval binnen het maaigebied ergens een
smalle doorgang is, overweegt u de maximale breedtevariatie in te
stellen waarbij de robotmaaier nog kan passeren.
1.
Druk op het bedieningspaneel op de
Het [Main menu (Hoofdmenu)] wordt weergegeven.
2.
Selecteer
op het scherm.
Het submenu wordt weergegeven.
OPMERKING: Als het menu niet wordt weergegeven, gebruikt u de
toetsen
/
om het scherm te scrollen.
3.
Selecteer [Line trace offset (Lijnvolgingsafstand)].
Het optiemenu wordt weergegeven.
4.
Plaats een vinkje in het selectievakje van de draad waarvoor u
de breedtevariatie wilt instellen.
Optie
Beschrijving
G1:
Hier stelt u de afstand ten opzichte van de refe-
rentieroute van de 1e begeleidingsdraad in. Hoe
hoger de waarde, hoe groter de breedtevariatie
ten opzichte van de referentieroute.
G2:
Hier stelt u de afstand ten opzichte van de refe-
rentieroute van de 2e begeleidingsdraad in. Hoe
hoger de waarde, hoe groter de breedtevariatie
ten opzichte van de referentieroute.
Boundary:
Hier stelt u de afstand ten opzichte van de referen-
(Begrenz.:)
tieroute van de begrenzingsdraad in. Hoe hoger
de waarde, hoe groter de breedtevariatie ten
opzichte van de referentieroute.
► Fig.46
Zodra een vinkje in het selectievakje wordt geplaatst, wordt het
invoerveld voor de afstand automatisch gemarkeerd.
5.
Gebruik het toetsenblok en voer de gewenste waarden in voor
de optievelden die op het scherm worden weergegeven.
► Fig.47
U kunt een waarde invoeren van 0 tot en met 9. De onderstaande
tabel toont bij benadering de variatie in de daadwerkelijke navigatie-
breedte die hoort bij de instelwaarden. De daadwerkelijke variatie in
de navigatiebreedte vermeld in de tabel kan verschillen afhankelijk
van de maaiomgeving en andere omstandigheden.
Tabel van de relatie tussen de instelwaarde en de navigatiebreedte
Instel-
Navigatiebreedte
waarde
0
55 cm
1
90 cm
2
95 cm
3
100 cm
4
105 cm
Afbeelding van de variatie in de navigatiebreedte
► Fig.48: 1. Begrenzingsdraad 2. Buitenkant van de referentielijn
3. Bereik van de variatie in de navigatiebreedte 4. 55 cm
5. 110 cm 6. 130 cm
108
NEDERLANDS
-knop.
Instel-
Navigatiebreedte
waarde
5
110 cm
6
115 cm
7
120 cm
8
125 cm
9
130 cm

Werbung

loading