Herunterladen Inhalt Inhalt Diese Seite drucken

Batterijen Vervangen - Sygonix 2520086 Bedienungsanleitung

10-jahres rauchwarnmelder
Inhaltsverzeichnis

Werbung

Verfügbare Sprachen

Verfügbare Sprachen

Montageplaats voor minimale
bescherming:
1. Slaapkamer
3. Slaapkamer/andere woonruimte
(bijv. kinderkamer)
Montageplaats voor maximale
bescherming:
1. Slaapkamer
2. Gang
3. Slaapkamer/andere woonruimte
(bijv. kinderkamer)
4. Trappenhuis
5. Woonkamer
6. Trappenhuis
Voor een optimale bescherming moet in elke ruimte een rookmelder worden geïnstalleerd.

Uitgesloten zijn ruimtes zoals keukens, badkamers of andere ruimtes waar tijdens gebruik
stoom wordt ontwikkeld.
Plaats de rookmelder in de buurt van slaapkamers. Probeer bovendien de vluchtroutes

uit de slaapkamers veilig te maken, omdat deze ruimtes zich meestal het verst van de
uitgang bevinden. Als er meer dan een slaapkamer is, brengt u in iedere slaapkamer nog
een rookmelder aan.
Dit geldt ook voor ander kamers met slaapgelegenheid (zoals kinderkamers, logeerkamers

enz.).
Plaats rookmelders om trappen te beveiligen, omdat trappen gemakkelijk kunnen dienen

als schoorstenen voor rook en vuur en om verspreiding te voorkomen.
Houd er rekening mee dat op elke verdieping minimaal één rookmelder moet worden ge-

plaatst.
Plaats een rookmelder in elke kamer waar elektrische apparaten of apparatuur zijn (bijv.

televisie in de woonkamer). Juist bij dergelijke apparaten bestaat vaak het gevaar van
sterke, giftige rookontwikkeling.
In grotere ruimtes is het raadzaam om meer dan één rookmelder te installeren.

Rook en andere verbrandingsresten stijgen naar boven naar het plafond en verspreiden

zich horizontaal. Breng de rookmelder op het plafond in het midden van de kamer aan,
omdat dit punt het dichtst bij alle andere punten in de ruimte ligt.
De montage aan het plafond wordt aanbevolen voor normale woningen. In caravans of

campers kan montage op de verticale wanden echter nuttig zijn om een warmtebarrière te
vermijden die zich bij het plafond kan vormen.
Als de rookmelder aan het plafond wordt gemonteerd, zorg er dan voor dat deze minimaal

50 cm van de zijmuur en 60 cm van elke hoek verwijderd is.
De rookmelder moet indien mogelijk in het midden van het plafond worden geïnstalleerd.

De rookmelder moet worden bevestigd op een steunbalk van het plafond of een vergelijk-

baar punt. Let goed op de minimale afstand naar de hoeken van de kamer en de muren. In
ruimtes met schuine plafonds (bovenste verdieping) is het raadzaam om op elk schuin dak
een rookmelder te monteren.
De rookmelder moet op minimaal 150 cm afstand van lampen, afzuigventilatoren, aircondi-

tioners en luchtinlaat/-uitlaat worden gemonteerd.
6.3 Afgeraden montageplaatsen voor rookmelders
U moet de volgende montageplaatsen vermijden:
Keuken/badkamer en wc: De in deze ruimtes aanwezige kook- en waterdampen kunnen

een vals alarm veroorzaken.
Garages: In garages kunnen de uitlaatgassen van voertuigen een vals alarm veroorzaken.

In de buurt van verwarmingen of airconditioners.

In de buurt van (< 1,5 m) TL-armaturen.

Ruimten waarin de temperatuur onder +5 °C daalt of boven +38 °C stijgt.

Dakgevel: Hier kan zich warme lucht ophopen (bijv. in de zomer of bij verwarming van het

huis), wat voorkomt dat de rook van een gevaarlijke smeulende brand bij de rookmelder
kan komen.
Plafonds in caravans enz: Zonlicht verwarmt het dak van de ruimte en daarmee ook de

lucht in het bovenste deel van de caravan. Door de warme lucht kan de rook van een
gevaarlijke smeulende brand niet bij de rookmelder komen.
Muren in permanente woongebouwen: Hierbij wordt de rook laat waargenomen, wat de

alarmering vertraagt.
Hoeken in gebouwen: Hierbij wordt de rook laat waargenomen, wat de alarmering vertraagt.

7 Bedieningselementen
1. Toets „Test" met rode LED
2. Opening van de signaalgever
(opening van de geluidsuit-
gang)
3. Rookdetector
4. Batterijvak
7.1 Montage en batterijen plaatsen
De rookmelder kan niet werken zonder batterijen of met lege batterijen.

Gebruik voor de veiligheid nooit oplaadbare accu's, maar alleen niet-oplaadbare batterijen.

De rookmelder kan om veiligheidsredenen niet zonder geplaatste batterijen op de monta-

geplaat worden bevestigd.
Maak de montageplaat door deze te draaien los van de rookmelder en verwijder deze

(draai het bovenste gedeelte linksom tegen de klok in).
Gebruik de montageplaat als boorsjabloon en teken de boorgaten in de twee buitenste

verzonken openingen af.
Bevestig de montageplaat met geschikte schroeven

en eventueel pluggen. Zorg er bij het vastschroeven of
boren voor dat er geen kabels of leidingen beschadigd
worden.
Vanwege het hoge gewicht raden wij om veilig-
heidsredenen af te monteren met een kleefpad.
Plaats de batterij met de juiste polariteit. Let op de betref-

fende markeringen in het batterijvak.
Plaats de rookmelder op de montageplaat en vergrendel

deze door deze naar rechts te draaien (draai het boven-
ste gedeelte met de klok mee naar rechts).
Controleer de functie van de rookmelder na installatie door kort op de toets „Test" te druk-

ken in het midden van de rookmelder. De rookmelder geeft daarna 2x drie pieptonen en de
toets knippert rood. Lees ook de paragraaf „Functietest".
De rookmelder is nu klaar voor gebruik!


7.2 Batterijen vervangen

Als de batterij leeg raakt, knippert de rode LED-indicator tweemaal per 40 seconden. Ge-

lijktijdig klinkt er tweemaal een korte pieptoon. Vervang direct de lege batterij door een
nieuwe.
Test de rookmelder eenmaal per week en na elke batterijwissel door kort op de toets „Test"

te drukken in het midden van de rookmelder. De rookmelder geeft daarna 2x drie pieptonen
en de toets knippert rood. Raadpleeg het hoofdstuk „Functietest".
Ga als volgt te werk:
Maak de montageplaat door deze te draaien los van de rookmelder en verwijder deze

(draai het bovenste gedeelte linksom tegen de klok in).
Vervang de batterij. Plaats de nieuwe batterij met de juiste polariteit. Let op de betreffende

markeringen in het batterijvak.
Plaats de rookmelder op de montageplaat en vergrendel deze door deze naar rechts te

draaien (draai het bovenste gedeelte met de klok mee naar rechts). De rookmelder kan
om veiligheidsredenen niet zonder geplaatste batterijen op de montageplaat worden be-
vestigd.
7.3 Functietest
Tijdens de normale werking knippert de rode LED naast de toets „TEST" elke 40 seconden

kort.
Druk kort op de toets „TEST" om de alarmtoon te testen. De draadloze rookmelder geeft

vervolgens 2x drie pieptonen en de toets knippert rood. Dit geeft een correcte werking van
de rookmelder en de batterijen aan. Als er geen alarmtoon klinkt of de LED-indicator niet
knippert, zijn de batterijen mogelijk leeg. Vervang de batterijen en voer een nieuwe functie-
test uit. Helpt ook dit niet, vervang dan de rookmelder.
Als voor u het signaal bij de functietest te hard of oncomfortabel is, draag dan ge-
hoorbescherming tijdens de functietest! In het geval van een echt alarm is het toch
beter om een luid alarm te hebben om zelfs een persoon in diepe slaap of slechtho-
rend veilig te waarschuwen.
Het wordt sterk aanbevolen om de rookmelder wekelijks te testen om een goede
werking te garanderen. Een functietest van de draadloze transmissie is mogelijk
door bijvoorbeeld sigarettenrook in een van de rookmelder te blazen. In de acces-
soirehandel zijn ook speciale testsprays te koop.

Werbung

Inhaltsverzeichnis
loading

Inhaltsverzeichnis