4. Configuratie en instelling van de detectie
4.1. Detectieprincipe
Detectie:
de onderste en de bovenste bundel worden doorkruist
4.2. Het detectiebereik instellen
In fabrieksconfiguratie bedraagt het detectiebereik 8 m. Het kan bijgesteld worden door de onderste lens te vervangen door één
van de meegeleverde lenzen: 4 m of 12 m. Het detectiebereik van de lenzen kan variëren in het geval van hitte en kan dus de
detectiecapaciteit verminderen.
1
De gepaste lens plaatsen.
62
Geen detectie:
alleen de bovenste bundel wordt doorkruist
2
Het is verplicht om parameter 11 van de gekozen lens
te wijzigen, zie hiervoor de parametertabel
§ 6.1. Parametrering van de functies.
Geen detectie:
alleen de onderste bundel is doorkruist