Als de pedometer niet word gecalibreerd, grijpt het op
standaardwaardes terug en daardoor kunnen de weergegeven
trainingswaardes sterk afwijken van de daadwerkelijke waardes.
Tijdens de calibreerprocedure, neemt het uurwerk uw persoonlijke
bewegingsprofiel op.
Hoe gelijkmatiger u zich beweegt en hoe langer deze profielopname
duurt, desto preciezer worden de trainingswaardes door de pedometer
weergegeven.
Dankzij het calibreren, herkent het horloge automatisch of u loopt of
rent en deze waardes worden dienovereenkomstig aangepast.
De weergegeven waardes zijn nauwkeuriger, als u in het zelfde rythme
en met dezelfde snelheid loopt als bij het calibreren.
Draag het horloge bij het calibreren en bij het trainen om dezelfde pols.
Calibreren van de pedometer en instellen van het snelheidsalarm
(ZONE)
Toets indien nodig kort SET, om de pedometermeting te stoppen.
Toets 3 sec.lang SET om naar de instellingsmodus te wisselen.
Op het display knippert de ondere grenswaarde van het
snelheidsbereik.(UNTERES LIMIT/LOWER LIMIT)
De ondere grenswaarde wordt met toets SEL ingesteld en met SET
bevestigd.
Op deze wijze wordt ook de bovenste grenswaarde ingesteld.(OBERES
LIMIT/UPPER LIMIT)
Op het display verschijnt nu "KALIBR. LAUFEN" / "CALI FOR
RUNNING"(calibreren voor "rennen") Kies "JA" / "YES" met toets SEL
en bevestig met SET.
Toets SET om de lengte van het calibreertraject (0,1 tot 1 km)in te
stellen en bevestig met SET.
Toets nu SET en loop het traject af. Druk aansluitend weer op SET.
- 38 -