Herunterladen Diese Seite drucken

ModelCraft 51 70 34 Bedienungsanleitung Seite 4

Programmier-karte

Werbung

Verfügbare Sprachen

Verfügbare Sprachen

Gebruiksaanwijzing
Versie 08/12
Programmeerkaart
Bestelnr. 51 70 34

Voorgeschreven gebruik
De programmeerkaart dient om een rijregelaar te programmeren. Door de rijregelaar te programmeren kunt
u de rijeigenschappen van uw model aan uw persoonlijke wensen aanpassen.
Dit product voldoet aan de voorwaarden van de nationale en Europese wetgeving. Alle vermelde bedrijfs- en
productnamen zijn handelsmerken van de respectievelijke eigenaren. Alle rechten voorbehouden.

Leveringsomvang
• Programmeerkaart
• Gebruiksaanwijzing

Veiligheidsvoorschriften
Bij schade veroorzaakt door het niet opvolgen van deze gebruiksaanwijzing, vervalt het
recht op garantie! Voor vervolgschade die hieruit ontstaat, zijn wij niet aansprakelijk!
Voor materiële schade of persoonlijk letsel, veroorzaakt door ondeskundig gebruik of het
niet opvolgen van de veiligheidsaanwijzingen, aanvaarden wij geen aansprakelijkheid! In
zulke gevallen vervalt de garantie.
• Om veiligheids- en keuringsredenen (CE) is het eigenhandig ombouwen en/of wijzigen van het product niet
toegestaan. In het apparaat bevinden zich geen onderdelen die u zelf kunt onderhouden. Open het dus niet.
Hierdoor vervalt bovendien de garantie!
• Het apparaat is geen speelgoed. Houd het buiten bereik van kinderen!
• De programmeerkaart mag niet vochtig of nat worden.
• U mag het verpakkingsmateriaal niet zomaar laten rondslingeren. Dit is gevaarlijk speelgoed voor kinderen.

Programmering
Met de programmeerkaart kunnen alle mogelijke instellingen van de rijregelaar heel makkelijk worden
geprogrammeerd. Aan de voorzijde van de programmeerkaart bevinden zich twee stekkermogelijkheden. De
linkerbus dient voor een externe stroomtoevoer van 5 tot 6,3 V/DC als de te programmeren rijregelaar niet over
een BEC-systeem beschikt. De rechterbus is ontworpen voor de aansluiting van een rijregelaar.
Let bij het opnieuw aansluiten op de juiste polariteit. Let hier op de markeringen op de behuizing van de
programmeerkaart.
Ga als volgt te werk om de rijregelaar te programmeren:
• Zet de rijregelaar uit.
• Verbind de servostekker van de rijregelaar met de programmeerkaart, en let daarbij op de juiste polariteit
van de servostekker (zwart = min/-).
De stroomtoevoer van de programmeerkaart gebeurt in regel door een zogenaamd BEC-systeem
dat in de rijregelaar is geïntegreerd.
Als de te programmeren rijregelaar niet over een dergelijk BEC-systeem beschikt dan moet de
programmeerkaart bijkomend door een externe spanningsbron van stroom worden voorzien.
Steek hiervoor in de linker aansluitbus bovenop de servo-stekker van de rijregelaar een geschikte
ontvangeraccu (5 tot 6,3 V). Let hierbij op de juiste poolrichting.
• Als de programmeerkaart via een externe stroomtoevoer wordt aangedreven, moet eerst de rijregelaar en
dan de externe stroomtoevoer worden ingeschakeld.
• Verbind de rijregelaar met een rijaccu en schakel de rijregelaar in. De controle-LED en de linker- en
rechterschermindicator van de programmeerkaart lichten op. Op het linkerdisplay wordt de temperatuurfunctie
weergegeven. Op het rechterdisplay wordt de huidige in de rijregelaar opgeslagen waarde weergegeven.
• Met de toets „Menu" kunt u de gewenste functie die moet worden gewijzigd, selecteren.
• Met de toets „Value" kunt u het reeds geselecteerde menupunt uit het linkerdisplay wijzigen. In het
rechterdisplay verandert de waarde in stijgende lijn telkens u op de toets „Value" drukt.
• Sla met de toets „OK" de nieuw geselecteerde instelling in de rijregelaar op. De LED van de programmeerkaart
en de LED in de rijregelaar knipperen kort.
Wanneer u meer instellingen in andere menupunten wilt uitvoeren, gaat u op dezelfde manier te werk.
• Met de toets „Reset" kunt u de rijregelaar naar de basisinstelling terugzetten (afhankelijk van de rijregelaar).
• Nadat u alle instellingen hebt uitgevoerd en opgeslagen, schakelt u de rijregelaar opnieuw uit en ontkoppelt
u deze van de rijaccu.
Ontkoppel de servostekker van de rijregelaar van de programmeerkaart en verbind deze opnieuw met de
overeenkomstige aansluiting van de ontvanger.
Uw model is nu gebruiksklaar met de nieuw-geprogrammeerde rijregelaar.
De volgende functies kunnen worden ingesteld:
1. „Cut-off Voltage" (onderspanningsherkenning)
De onderspanningsherkenning wordt alleen gegeven wanneer het model door LiPo-accu's wordt
aangedreven. De activering van deze functie is aangewezen om schadelijke diepontladingen van de accu's
te vermijden. De instelwaarde heeft betrekking op een spanningswaarde per accucel.
Voorbeeld: Bij een instelling van 3 V zou een 2-cellige accu bij onderschrijding van 2 x 3 V = 6 V de motor
uitschakelen.
De volgende instelwaarden zijn mogelijk: 1 = 2,6 V; 2 = 2,8 V; 3 = 3,0 V; 4 = 3,2 V, 5 = 3,4 V; 6 = geen
onderspanningsbescherming (voor NiMH/NiCd).
2. „Running Mode" (rijmodus)
Hier legt u de rijmodus vast. 1 = enkel vooruit rijden mogelijk; 2 = vooruit en achteruit rijden.
Bij het omschakelen van vooruit naar achteruit rijden wordt niet onmiddellijk, maar na een pauze naar
achteruitrijden omgeschakeld om de aandrijving, wielen en accucapaciteit te sparen.
3. „Motor Timing"
Met deze instelmogelijkheid beïnvloedt u de loopeigenschappen van de motor (vergelijkbaar met de
ontstekingspunt van een verbrandingsmotor).
De volgende instelmogelijkheden zijn beschikbaar: 1 = zeer laag; 2 = laag; 3 = normaal (aanbevolen);
4 = hoog; 5 = zeer hoog.
Stel „zeer laag" in opdat de motor met betrekking tot de basisinstelling wat meer draaimoment krijgt en
minder in de hoogste toerentallen draait.
Stel „zeer hoog" in opdat de motor wat meer maximum toerental en minder draaimoment krijgt.
In beide gevallen veranderen de stroomwaarden. Let daarom op dat de specificaties van de motor en
rijregelaar worden nageleefd. Let tijdens het gebruik ook op de temperatuur van de vermelde onderdelen.
4. „Initial Acceleration" (aanrijdynamiek)
Met deze instelling kunt u de aanrijdynamiek instellen. 1 = zacht; 2 = medium; 3 = hoog; 4 = zeer hoog.
5. „Throttle Percent Reverse" (achteruitrijsnelheid)
Deze functie kan alleen worden gebruikt wanneer de rijregelaar op achteruit rijden is geprogrammeerd (zie
functie „2. Rijmodus"). Hierbij legt u met procentwaarden vast, aan welke snelheid kan worden achteruit
gereden, in verhouding tot het vooruit rijden. 1 = 20%; 2 = 30%; 3 = 40%; 4 = 50%; 5 = 60%; 6 = 70%;
7 = 80%; 8 = 90%; 9 = 100%. Hoe hoger de ingestelde waarde, hoe sneller het achteruit rijden.
6. „Throttle Limit" (vooruitrijsnelheid)
Met „Throttle Limit" kunt u de maximumsnelheid instellen die uw voertuig bij volgas moet bereiken. Met de
instelling „1 = 0%" wordt geen begrenzing geprogrammeerd. Met de instelling „9 = 90%" wordt de maximale
vooruitrijsnelheid met 90% verlaagd. De volgende instellingen zijn mogelijk: 1 = 0%; 2 = 20%; 3= 30%;
4 = 40%; 5 = 50%; 6 = 60%; 7 = 70%; 8 = 80%; 9 = 90%.
7. „Percentage Brake" (stuurkarakteristiek voor remmen)
Hier stelt u de remwerking in, wanneer uit vanuit het vooruit rijden de stuurhendel op de zender naar achteruit
rijden beweegt. Hoe hoger de ingestelde waarde, hoe hoger de remwerking.
U kunt de volgende waarden instellen: 1 = 10%; 2 = 20%; 3 = 30%; 4 = 40%; 5 = 50%; 6 = 60%; 7 = 70%;
8 = 80%; 9 = 100%.
8. „Percentabge Drag Brake" (motorrem)
Als de gashendel op de zender uit de instelling vooruit naar de neutrale stand wordt gebracht, wordt de
motorrem geactiveerd. De functie komt overeen met de motorrem van een „echte" auto, als u de voet van
het gaspedaal neemt. De motorrem kan in zeven stappen worden geprogrammeerd. Hoe hoger de
ingestelde waarde, hoe sterker de remwerking. U kunt de volgende waarden instellen: 1 = 4%; 2 = 8%;
3 = 12%; 4 = 15%; 5 = 20%; 6 = 25%; 7 = 30%.
9. „Motor Rotation" (draairichting omkeren)
Met deze functie kunt u zonder de kabels tussen toerentalteller en motor om te wisselen, elektronisch de
draairichting van de motor veranderen: 1 = normale draairichting, 2 = omgekeerde draairichting.
10. „Neutral Range" (neutrale stand)
Met de zgn. „Neutral Range"-instelling kan het bereik van de neutrale stand van de zender worden ingesteld
(het bereik van de hendelweg van de gas-/remhendel, die als neutrale stand moet worden herkend). Hoe
kleiner de ingestelde waarde, hoe gevoeliger de motorbesturing op de neutrale stand van de gashendel op
de zender reageert. U kunt de volgende waarden instellen: 1 = 2%; 2 = 3%; 3 = 4%; 4 = 5%; 5 = 6%.

Afvoer
Elektrische en elektronische producten mogen niet via het normale huisvuil verwijderd worden!
Als het product niet meer werkt, moet u het volgens de geldende wettelijke bepalingen voor
afvalverwerking inleveren.

Technische gegevens
Voedingsspanning ....................................... 5 tot 6,3 V/DC
Afmetingen (L x B x H) ................................. 70 x 45 x 14 mm
Deze gebruiksaanwijzing is een publicatie van de firma Conrad Electronic SE, Klaus-Conrad-Str. 1,
D-92240 Hirschau (www.conrad.com).
Alle rechten, vertaling inbegrepen, voorbehouden. Reproducties van welke aard dan ook, bijvoorbeeld
fotokopie, microverfilming of de registratie in elektronische gegevensverwerkingsapparatuur, verei-
sen de schriftelijke toestemming van de uitgever. Nadruk, ook van uittreksels, verboden.
Deze gebruiksaanwijzing voldoet aan de technische stand bij het in druk bezorgen. Wijziging van
techniek en uitrusting voorbehouden.
© Copyright 2012 by Conrad Electronic SE.

Werbung

loading