Montage; Opstellingsplaats - Vaillant auroSTEP plus 2.350 EP Bedienungsanleitung

Collectoren en collectormontage
EN 1991-2-4
Eurocode 1 – Ontwerp-grondslagen en belastingen op
constructies, deel 2-4: belastingen op constructies,
windlasten
Boiler en boilermontage
Drukvatrichtlijn 97/23/EG
Richtlijn van het Europese Parlement en van de Raad
van 29 mei 1997 over de harmonisatie van de wets-
voorschriften van de lidstaten aangaande drukvaten
PrEN 12897
Watervoorzieningsbepalingen voor indirect verwarmde,
ongeventileerde (gesloten) boilersystemen
PrEN 806-1
Technische regels voor drinkwaterinstallaties binnen ge-
bouwen voor drinkwater voor menselijk gebruik, deel 1:
algemeen
PrEN 1717
Bescherming tegen verontreiniging van drinkwater in
waterinstallaties en algemene eisen voor inrichtingen ter
voorkoming van verontreiniging door terugstroming
EN 60335-2-21
Huishoudelijke en soortgelijke elektrische toestellen -
Veiligheid; deel 2: bijzondere eisen voor boilers
(IEC 335-2-21: 1989 en aanvullingen 1; 1990 en 2; 1990,
gewijzigd)
Bliksembeveiliging
ENV 61024-1
Bliksembeveiliging van bouwconstructies - deel 1: alge-
mene grondbeginselen (IEC 1024-1: 1990; gewijzigd)
Installatie- en onderhoudshandleiding auroSTEPplus 0020173584_00
Veiligheidsinstructies en voorschriften 3
4

Montage

4.1

Opstellingsplaats

Zonneboiler
• Om warmteverliezen te vermijden, stelt u de zonneboi-
ler zo dicht mogelijk bij de collector op; de minimaal
na te leven afstand bedraagt 3 m.
• Houd bij de keuze van de opstellingsplaats rekening
met het gewicht van de gevulde boiler (zie hoofdstuk
13 Technische gegevens).
• De zonneboiler moet in een tegen vorst beveiligde
ruimte opgesteld worden.
• Kies de opstellingsplaats van de boiler zodanig dat de
leidingen op de juiste plaats (aan de zijde van de zon-
ne-energie en het drinkwater) aangebracht kunnen
worden.
• Kies de opstellingsplaats van de boiler zodanig dat
u ca. 35 cm plaats boven de boiler hebt om bij ver-
vanging de verbruikte anode door een kettinganode
(art.-nr. 106 482) te vervangen.
Aanwijzing!
h
Om energieverliezen te vermijden, moeten de
verwarmings- en warmwaterleidingen van een
warmte-isolatie voorzien worden.
a Attentie!
De boiler moet qua hoogte onder de op het dak
aangebrachte collectoren en leidingen geplaatst
worden om leeglopen van de collectoren moge-
lijk te maken. Het hoogteverschil tussen het
hoogste punt (collectoraanvoerleiding) en het
laagste punt van de installatie (onderkant boi-
ler) mag niet meer dan 12 m bedragen, omdat
het pompvermogen van de pomp anders niet
volstaat.
Attentie!
Het verval van de verbindingsleidingen tussen
collectorveld en zonneboiler mag op geen enkele
plaats kleiner zijn dan 4 % (4 cm/m), opdat vol-
doende doorstroming van de collectorvloeistof
gegarandeerd zou zijn.
Attentie!
Er mag niet meer dan 10 m van de "2-in1 buig-
zame leiding" 10 m lang (art.-nr. 302 359) of
van de "2-in1 buigzame leiding" 20 m lang
( art.-nr. 302 360) (rekening houdende met de
plaatsingsregel van 4 % verval) horizontaal ge-
plaatst worden.
Horizontaal betekent in dit geval een buisplaat-
sing onder een hoek van minder dan 45°!
Montage 4
9
BEnl