26
GAZELLE HANDLEIDING
5. OPLAADAPPARAAT
Uw fiets kan direct via de oplaadaansluiting
in de accu worden opgeladen. De accu kan
tijdens het laadproces in de fiets blijven zit-
ten. U kunt de accu ook uit de drager halen
en deze gescheiden van de fiets opladen.
Let op de netspanning. De spanning
van de stroombron moet overeen-
komen met de gegevens op het typeplaat-
je van het oplaadapparaat. Met 230 V
aangeduide oplaadapparaten kunnen ook
met 220 V worden gebruikt.
In onderstaand overzicht ziet u de verschil-
lende onderdelen van uw oplaadapparaat,
met de bijbehorende verwijzingen en
benamingen.
Oplaadapparaat
1. Oplaadapparaat
2. Netsnoerstekker
3. Oplaadstekker
4. Veiligheidsvoorschriften oplaadapparaat
Om oververhitting, elektrische
schokken of ontvlammen te voor-
komen, hou de volgende veiligheidsvoor-
schriften in acht:
• Gebruik het oplaadapparaat alleen voor
de opgegeven elektrische fiets.
• Sluit de stekker correct aan.
• Raak de stekker niet aan met natte
handen.
• Bewaar het oplaadapparaat niet met
het netsnoer eromheen gewikkeld. Het
netsnoer of de stekker kunnen hierdoor
beschadigd raken.
• Raak de oplaadcontacten niet aan met
metalen voorwerpen om kortsluiting te
voorkomen.
• Stel het oplaadapparaat niet bloot aan
mechanische schokken.
• Gebruik het oplaadapparaat niet op
3
vochtige plaatsen.
• Zorg ervoor dat het oplaadapparaat
tijdens het opladen uw huid nooit lang-
durig op dezelfde plaats blijft raken.
• Houd het oplaadapparaat buiten het
1
gebruik van kinderen.
2
Maak de stekker van het oplaad-
apparaat regelmatig schoon.
4
Haal het oplaadapparaat niet uit elkaar.
Controleer het oplaadapparaat regelmatig
om te zien of deze niet beschadigd is. Als
het oplaadapparaat beschadigd is, ga dan
naar uw Gazelle-specialist.