VOOR HET EERSTE GEBRUIK
Kookinstellingen
Aangezien de instellingen afhankelijk zijn van de hoeveelheid en samenstelling van het gerecht in
de pan, geldt de onderstaande tabel alleen als richtlijn.
Gebruik instelling 14, 15 en de boost-instelling voor:
•
roerbakken;
•
aanbraden;
•
water of soep aan de kook brengen.
Gebruik instelling 12 en 13 voor:
•
sauteren;
•
pasta koken.
Gebruik instelling 6-11 voor:
•
bakken van dikke pannenkoeken;
•
bakken van dikke lappen gepaneerd vlees;
•
bakken van bacon (vet);
•
koken van rauwe aardappelen;
•
bakken van wentelteefjes;
•
bakken van gepaneerde vis;
•
doorkoken van pasta.
Gebruik instelling 3-5 voor:
•
doorkoken van grote hoeveelheden;
•
ontdooien van harde groenten;
•
bakken van dunne (gepaneerde) lappen vlees;
•
rijst koken;
•
opwarmen van voedsel.
Gebruik instelling 1 en 2 voor:
•
trekken van bouillon;
•
stoven van vlees;
•
zacht koken van groenten;
•
smelten van chocolade;
•
pocheren;
•
smelten van kaas;
•
delicaat opwarmen van kleine hoeveelheden voedsel;
•
zachtjes sudderen;
•
langzaam opwarmen van voedsel.
NL 10