RS485 Databus Loop Interface
M
ONTAGE VAN DE UNIT
De printplaat heeft formaat "BB", dat gemonteerd kan worden
op een bestaand Aritech-frame.
A
J1
ANSLUITINGEN COMMS
+12
12 V DC voedingsingang.
0 V
80 mA max., zonder aangesloten andere randapparatuur.
D+
Positieve en negatieve signaalaansluitingen van de RS485
systeemdatabus.
D-
Units kunnen max. 1,5 km verwijderd zijn van de 4-deurs
DI of van het ATS-controlepaneel, afhankelijk van het gebruikte
type kabel. Aanbevolen: WCAT52/54, dubbel 'twisted pair', per
paar afgeschermde datakabel.
A
J2
ANSLUITINGEN COMMS
BEGIN VAN LUS EN
J2
BEGIN VAN LUS Primaire kant
J3
EIND VAN LUS Secundaire kant
+12
12 V DC voedingsingang.
0V
D+
Positieve en negatieve signaalaansluitingen van
de RS485 systeemdatabus.
D-
Units kunnen max. 1,5 km verwijderd zijn van het 4-deurs DI of van
het ATSr-controlepaneel, afhankelijk van het gebruikte type kabel.
Aanbevolen: WCAT52/54, dubbel 'twisted pair', per paar
afgeschermde datakabel.
Aarde-aansluiting.
LED'
S
Storingen Rode LED. AAN wanneer RS485-lus werkt in de fout-tolerante
modus.
Tx
Gele LED. AAN wanneer er data ontvangen wordt van apparaten
in de lus.
Rx
Groene LED. AAN wanneer apparaten in de lus data zenden naar
het ATS-controlepaneel.
J3
EIND VAN LUS
J
UMPERS
Zie de installatiehandleiding van de ATS Controlepaneel
TERM
Systeemdatabus aansluipunt.
Aansluitpunt van begin van lus.
TERM
Aansluitpunt van eind van lus.
TERM
Zie Blokdiagram van het databus -systeem en de aardingde.
A
J4
ANSLUITINGEN COMMS
Storingen
Oorzaak van storing aangegeven door relaiscontacten.
NC
Contact 'normaal gesloten'
C
Contact 'gesloten'
NO
Contact 'normaal open'
N/O-4k7
Wanneer verwijderd, wordt er een 4k7 weerstand
in serie geplaatst met het N/C-contact.
N/C-4k7
Wanneer geplaatst, wordt er een 4k7 weerstand parallel
geplaatst aan het N/C-contact.
Een fout wordt geregistreerd wanneer gegevens die in de
Loop End connecties terugkomen verschillend zijn van die
die werden verstuurd doorheen de loop start connecties. In
dat geval kan de ATS controlpaneel detecteren welke bestanddelen
binnen de lus een fout maakten. Zie ook "herleiden van storingsoorzaken
op de databus-lus". Indien een databus fout voorkomt, wordt de Fault
Relay geënergiseerd, hetgeen kan gebruikt worden om een alarm
of andere preprogrammeerde responsen te genereren. De toestand
van de lus wordt om de 2 minuten geverifieerd. Eenmaal de fout werd
gecorrigeerd, neemt de Fault Relay na 1,5 à 2 minuten opnieuw zijn
oorspronkelijke staat in en nemen alle interne processen opnieuw
hun initiële voorwaarden aan.
3