Betekenis Van Waarschuwingen; Montage-Instructie - Dräger Polytron 5000 Montageanweisung

1 Veiligheidsrelevante informatie
Docking Station for Ex e version of Polytron® 5000/8000
Elke handeling aan of met het Docking Station voor de e-versie van de
1)
Polytron 5xx0/8xx0 vereist grondige kennis en naleving van de
gebruiksaanwijzing van het betreffende Dräger Polytron-toestel (bijv.
gebruiksaanwijzing Dräger Polytron 5000/8000).
2 Aanwijzingen in dit document
2.1

Betekenis van waarschuwingen

De volgende waarschuwingssymbolen worden in dit document gebruikt om de
bijbehorende waarschuwingsteksten die een verhoogde aandacht van de
gebruiker vereisen, aan te duiden en te accentueren. De betekenissen van de
waarschuwingssymbolen zijn als volgt gedefinieerd:
Waarschu- Signaalwoord
wingssymbo-
len
WAARSCHU-
WING
VOORZICHTIG
AANWIJZING
1) Polytron® is een gedeponeerd handelsmerk van Dräger.

Montage-instructie

|
Docking Station for Ex e version of Polytron® 5000/8000
Gevolgen van niet-naleving
Wijst op een potentieel gevaarlijke situa-
tie. Wanneer deze niet wordt voorko-
men, kan dit leiden tot de dood of ernstig
letsel.
Wijst op een potentieel gevaarlijke situa-
tie. Wanneer deze niet wordt voorko-
men, kan dit leiden tot ernstig letsel. Kan
ook worden gebruikt als waarschuwing
tegen ondeskundig gebruik.
Wijst op een potentieel gevaarlijke situa-
tie. Wanneer deze niet wordt voorko-
men, kan dit leiden tot schade aan het
product of het milieu.
Veiligheidsrelevante informatie
3 Functionele beschrijving
Het Docking Station wordt benodigd voor de elektrische installatie met de
ontstekingsbeveiligingsgraad "Verhoogde veiligheid".
● Instrument met verhoogde veiligheid (Ex e)
Het instrument wordt uitgebreid met een klemmenkast voor verhoogde
veiligheid (Docking Station), dat beschikt over max. vier 20-mm
aansluitingen die voor de veldbedrading of de bedrading van een externe
sensor kunnen worden gebruikt. De toegestane kabeldoorsnede bedraagt 7
- 12 mm.
Het Docking Station kan reeds zonder het gasmeetinstrument gemonteerd,
bekabeld en met het meegeleverde voormontagedeksel afgesloten worden.
Zodra de bouwfase van de systeem is afgesloten, wordt het gasmeetinstrument
op het Docking Station gemonteerd. Daarmee wordt voorkomen dat het
instrument tijdens de bouwfase van een systeem beschadigd raakt.
De aansluiting tussen het Docking Station en het gasmeetinstrument geschiedt
met behulp van een „kabeldoorvoer". Afhankelijk van het gekozen
gasmeetinstrument zijn 3 kabeldoorvoer-typen beschikbaar:
– Kabeldoorvoer 3-draads voor voeding
– Kabeldoorvoer 9-draads voor voeding en relais
– Kabeldoorvoer 14-draads voor voeding, veldbusverbindingen of relais en
externe sensoren (niet voor Polytron
4 Beoogd gebruik
Het Docking Station dient naar keuze voor de installatie in Ex-gebieden van de
zone 1, 2 of 21, 22 volgens de apparaatcategorie 2G, 3G of 2D, 3D.
Het Docking Station is geschikt voor wand-, plafond- en buismontage.
Voor de buismontage zijn extra montagesets noodzakelijk.
5 Montage
Het gasmeetinstrument kan voor meting van gassen in omgevingslucht of in
een buis/ventilatiekanaal worden aangebracht.
1. Het Docking Station op een van de volgende opties aanbrengen.
|
®
8100 EC)
nl
83