Herunterladen Inhalt Inhalt Diese Seite drucken

Renkforce RF-DHC-600 Bedienungsanleitung Seite 14

Dashcam mit integriertem gps, wlan und ahdrückfahrkamera
Inhaltsverzeichnis

Werbung

Verfügbare Sprachen

Verfügbare Sprachen

Montage en ingebruikname
a) Dashcam aanbrengen
Monteer het product nooit binnen de werkingszone van een airbag of dusdanig dat
het zicht van de chauffeur wordt gehinderd.
Houd bij het inbouwen van het product rekening met het gevaar, dat bij een ongeval
losgeraakte apparaten letsel kunnen veroorzaken. Bevestig het product daarom
veilig en op een plaats, waar het geen gevaar kan opleveren voor de passagiers.
Bij de montage op verwarmde of gecoate voorruiten kunnen er problemen met de
GPS-ontvangst optreden.
1. Maak de voorruit schoon rondom het gebied waar de zuignap moet worden bevestigd.
2. Steek de zuignaphouder in de bevestiging (5) van de camera.
3. Druk de zuignap stevig tegen de voorruit en leg de hendel van de zuignaphouder om.
4. Controleer of de houder goed vastzit.
5. Draai de moer op het scharnier van de zuignaphouder los, richt de camera naar wens uit en
draai vervolgens de wartelmoer weer vast.
b) Stroomvoorziening tot stand brengen
Zorg er bij het plaatsen van de autolaadkabel voor dat er geen veiligheidsvoorzieningen
(bijv. een airbag) worden belemmerd. De kabel mag niet binnen de werkingszone
van de airbag worden geplaatst en u niet hinderen bij het besturen van de auto.
1. Verbind de mini-USB-stekker van de autolaadkabel met de mini-USB-oplaadaansluiting
van de dashcam (2).
2. Plaats de aansluitkabel tot aan het 12V-boordstopcontact. Verwijder indien nodig de
sigarettenaansteker en steek de auto-laadkabel erin.
Als het apparaat geen stroom krijgt, moet wellicht eerst het contact van het voertuig
worden ingeschakeld. Bij sommige auto's wordt het boordstopcontact pas na het
inschakelen van het contact geactiveerd.
c) Monteer de achteruitrijcamera
Zorg er bij het plaatsen van de autolaadkabel van de achteruitrijcamera voor dat er
geen veiligheidsvoorzieningen (bijv. een airbag) worden belemmerd. De kabel mag
niet binnen de werkingszone van de airbag worden geplaatst en u niet hinderen bij
het besturen van de auto.
1. Monteer de achteruitrijcamera (3) op een geschikte plek aan de achterkant van het voertuig,
bijv. op de kentekenplaathouder. Let erop dat het kenteken niet wordt afgedekt.
2. Leid de kabel naar het interieur van het voertuig. Let daarbij ook op een goede afdichting
van de kabeldoorvoering.
3. Sluit de verbindingskabel en de terugkoppeling van de achteruitrijcamera aan op het
stroomcircuit van het achteruitrijlicht. Hierdoor wordt de achteruitrijcamera automatisch
geactiveerd als het achteruitrijlicht wordt ingeschakeld.
4. Leg de terugkoppeling van de achteruitkijkcamera naar de dashcam en sluit de jack-stekker
aan op de daarvoor bestemde aansluiting (7).
d) Accu opladen
• Zodra de stroomvoorziening tot stand is gebracht, wordt de ingebouwde accu opgeladen en
de camera gaat automatisch aan.
• Terwijl de accu wordt geladen brandt de status-led (1) rood. De laadduur bedraagt bij een
lege accu ca. 60 tot 90 minuten.
• Zodra de accu volledig is opgeladen gaat de status-led (1) uit.
• Met een volledig opgeladen accu is een video-opnameduur van ca. 10 à 12 minuten
mogelijk.
Bij sommige voertuigen wordt de sigarettenaansteker niet via het contact in- en
uitgeschakeld. Dat kan leiden tot ontlading van de auto-accu. Trek de autolaadkabel
in een dergelijk geval uit de sigarettenaansteker als u de camera niet nodig heeft.
e) Geheugenkaart plaatsen en formatteren
Er worden microSD-geheugenkaarten tot max. 128 GB met snelheidsklasse 10 of
hoger ondersteund. Als de geheugenkaart niet wordt herkend, haalt u deze eruit en
plaatst u hem nog een keer.
• Formatteer de geheugenkaart voor het eerste gebruik met behulp van een computer. Stel
een clustergrootte (of grootte van de allocatie-eenheid) in van 32 kB.
• Steek de geheugenkaart in het microSD-kaartsleuf (4). De contacten van de geheugenkaart
dienen in de richting van het display (3) te wijzen.
• Formatteer de geheugenkaart in het apparaat. Zie hiervoor paragraaf „Systeemmenu".
• Om de geheugenkaart te verwijderen, drukt u deze naar binnen en laat deze dan weer
los. De kaart springt dan een stukje uit de microSD-kaartsleuf (4), zodat u deze eruit kunt
trekken.
Bediening
Bedien de camera niet tijdens het rijden. Dit kan u afleiden van wat er op de weg
gebeurt en daarmee u en andere weggebruikers in gevaar brengen.
a) Dashcam aan- en uitschakelen.
• Om de dashcam in te schakelen, drukt u gedurende 3 seconden op de aan/uit-knop (6).
• Om de dashcam uit te schakelen, drukt u opnieuw 3 seconden op de aan/uit-knop (6).
Wanneer de camera via de mini-USB-aansluiting (2) van stroom wordt voorzien,
gaat deze automatisch aan in de videomodus en begint met opnemen.
Zodra de stroomvoorziening via de mini-USB-aansluiting (2) wordt uitgeschakeld,
gaat de camera weer uit (dit is echter afhankelijk van de instellingen in het menu).
U kunt ook kort op de aan/uit-knop (6) drukken om de opname te beëindigen.
b) Bedrijfsmodi selecteren
Druk op de modustoets (8) om tussen de afzonderlijke bedrijfsmodi te wisselen. De betreffende
gebruiksmodus wordt linksboven op het display (3) aangegeven met een overeenkomstig
symbool.
• Videomodus (symbool van een videocamera)
De video-opname geschiedt in opnamesequenties, waarvan de lengte via het menu
kan worden ingesteld.
Als de geheugenkaart vol is, wordt de oudste sequentie automatisch overschreven.
Als de geïntegreerde acceleratiesensor geactiveerd is en een botsing herkent,
dan wordt de op dat moment lopende opnamesequentie opgeslagen en ook als de
geheugenkaart vol is niet overschreven.
U kunt ook op de OK-toets (10) drukken (SOS-functie). Ook hierdoor wordt de
lopende opnamesequentie opgeslagen en ook als de geheugenkaart vol is niet
overschreven. Zo wordt gegarandeerd dat belangrijke opnamen niet verloren gaan.
• Fotomodus (symbool van een fotocamera)
• Weergavemodus (weergavepijlsymbool)
c) Opnamen handmatig starten of afspelen
Volg de onderstaande stappen om een handmatige opname te starten of af te spelen
• Gebruik de modus-toets (8) om de gewenste bedrijfsmodus te selecteren.
• Videomodus:
- Druk op de aan/uit-knop (6) om een video-opname te starten.
- Druk op de modustoets (8) om de microfoon tijdens de video-opnamen aan- of uit te
schakelen.
- Druk nogmaals op de aan/uit-knop (6), om de video-opname te stoppen.
• Fotomodus:
Druk op de aan/uit-knop (6), om een foto te maken.
• Weergavemodus:
Selecteer met de omhoog-toets (9) en de omlaag-toets (11) het gewenste bestand. Druk op
de aan/uit-knop (6), om een video weer te geven.
d) Instellingen uitvoeren
Voor elke bedrijfsmodus is er een eigen menu beschikbaar. Voordat het juiste menu kan
worden geselecteerd, dient de betreffende bedrijfsmodus te worden geselecteerd.
Het systeemmenu is vanuit elke bedrijfsmodus bereikbaar.
Menubediening
Stop een eventueel lopende video-opname of -weergave. De camera moet in de
standby-stand staan.
• Selecteer met de toets modustoets (8) de gewenste bedrijfsmodus waarvan u het menu
wilt oproepen.
• Druk op de toets OK-toets (10) om naar de menuweergave van de gewenste bedrijfsmodus
om te schakelen.
• Druk nogmaals op de OK-toets (10), als u het systeemmenu wilt oproepen.
• Gebruik de omhoog-toets (9) en de omlaag-toets (11) om in het menu te navigeren of
waarden te wijzigen.
• Druk op de aan/uit-knop (6) om een menupunt te selecteren of te bevestigen.
• Druk nogmaals op de knop OK-toets (10), om het menu te verlaten.

Werbung

Inhaltsverzeichnis
loading

Inhaltsverzeichnis