Weka KS30 Betriebsanleitung Seite 39

6. I N G E B R U I K N A M E
6.1 Instellen van de boorhoek
Maak de dopmoer (7) en het handwiel (20) los. Stel de boorhouder met behulp van de schaal voor de
boorhoek (8) in op de gewenste boorhoek. Draai de dopmoer (7) met het draaikruis (20) met de hand
vast.
Let op: De boorhouder mag pas worden gebruikt, als de dopmoer weer is vastgedraaid.
6.2 Waterverzamelring
Om het tijdens het nat boren uit de boring vrijkomende water op te vangen, heeft u een wateropvangring
(21) en een universele zuiger nodig.
Schuif de spanveer (24) tot aan de aanslag in de sleuf tussen de voetplaat van de boorhouder (1) en de
framezuil (4) van de boorhouder. Let erop, dat het schuine deel van de spanveer naar beneden is gericht.
Breng de wateropvangring (21) in positie en leg de spanveer op de bevestigingspunten van de
wateropvangring. (De lippen aan het einde van de spanveer zijn bestemd voor het naar boven trekken
van de spanveer.) Door de spankracht van de veer wordt de wateropvangring met zijn afdichting op de
ondergrond gedrukt en verhindert samen met het vacuüm van de nat-/droogzuiger het uittreden van het
water.
De wateropvangring kan binnen in zijn spanring worden gedraaid, om de aanzuiging in de gewenste
positie te brengen. Open hiervoor de sluiting van de spanring aan de wateropvangring, draai de
wateropvangring zoals gewenst en maak de sluiting weer dicht.
6.3 Boren
Nadat het boorstatief indien nodig met de waterverzamelring star en absoluut veilig bevestigd en
uitgelijnd is, draait u de waterkraan zo ver open, dat voldoende water voor het koelen en spoelen
aanwezig is. Kies de voor uw boordiameter geschikte versnelling aan de boormachine en schakel deze
in.
Kies de positie van het handwiel (20), die voor u geschikt is (links, rechts).
Boor door aan het handwiel van het boorstatief te draaien voorzichtig het gat. Let er hierbij op, dat de
boorkroon niet trilt of sterk vibreert. Nadat u de boorkroon na ca. 1 - 2 cm boordiepte gecentreerd hebt,
kunt u de toevoerkracht zo ver verhogen, totdat de maximale toevoerkracht bereikt is, echter alleen tot
het maximum van het vermogen van de boormachine.
Als u door wapening boort, moet u indien nodig de toevoerkracht verhogen, om een passende toevoer
te waarborgen. Het is hierbij vaak van voordeel, de motor van de boormachine op een kleiner toerental
terug te schakelen.
Zorg ervoor, dat er geen waterleiding, of zelfs elektrische leidingen aan- of doorboord
worden. In geval van twijfel dient u het boorgebied principieel met een leidingzoeker af te
zoeken. Tijdens het boren met vacuümbevestiging mag de voortbewegingskracht niet zo
groot zijn, dat de boorhouder zou kantelen waardoor het vacuüm zou kunnen worden
verb ro ken . Als d e b o o rh o u d er n aar ach teren b eg in t te kan telen , m o et d e
voortbewegingskracht direct gereduceerd worden.
6.4 Algemene toepassingsinstructies voor het boren
Stel tijdens het nat boren de hoeveelheid water aan de kogelafsluiter zo in, dat het vrijkomende materiaal
volledig uit het boorgat wordt weggespoeld.
U spoelt te weinig, als er om het boorgat boorslijk ontstaat.
Werk met voldoende aandrukkracht. Als deze te gering is, "polijsten" de diamanten. In dit geval wordt de
toevoersnelheid steeds geringer, totdat uiteindelijk niets meer wordt weggeboord.
Uitkomst hiervoor biedt alleen nog een SiC-schuursteen, waarmee de diamantsegmenten "opnieuw
geslepen" worden.
Let erop, dat de boorkroon niet vibreert, omdat de diamanten hierdoor uit de bevestiging worden
getrokken.
Mocht het boorgereedschap klem zitten, mag u deze niet proberen los te maken, door de machine aan
en uit te schakelen. Schakel de machine direct uit en maak de boorkroon door middel van rechts- en
linksdraaien met een passende steeksleutel los. Trek de machine hierbij voorzichtig uit het boorgat.
7. O N D E R H O U D
Reinig de machine nadat u de boorwerkzaamheden hebt afgerond. Maak hierbij ook de schroefdraad van
de boorkroonbevestiging schoon en vet deze.
35