Bediening - voor de gebruiker en de vakman
3. Toestelomschrijving
3.1
Gebruikseigenschappen
De kamertemperatuur wordt door de ingebouwde kamerthermostaat door natuurlijke convectie en gelijkmatige warmtestraling
op een constant peil gehouden. Het is mogelijk de comforttemperatuur naar wens in te stellen. Bedien daarvoor alleen de
functieschakelaar om in- en uit te schakelen of om de kamertemperatuur te laten dalen.
4. Bediening
4.1
Beschrijving van het bedieningspaneel
1
Functieschakelaar
2
Temperatuurkiezer
3
Verwarmingslampje
4.2 Functieschakelaar
De volgende 3 functies kunnen worden gekozen:
UIT: toestel is uitgeschakeld
COMFORT: het toestel houdt de kamer op de comforttemperatuur
NACHT: het toestel houdt de kamer op de spaartemperatuur (deze vloeit voort uit de comforttemperatuur - 3,5 °C)
4.2.1 Comforttemperatuur instellen
Zet de functieschakelaar op "COMFORT".
»
Stel met de selectieknop voor de temperatuur de gewenste kamertemperatuur in. Selecteer tussen trappen 1 tot 9 (+ 5 °C
»
tot circa + 30 °C).
Zodra de ingestelde kamertemperatuur is bereikt, wordt deze door gefaseerde verwarming constant op de ingestelde temperatuur
gehouden (het verwarmingsvermogen van het toestel moet dan wel aan de benodigde warmtebehoefte van de kamer voldoen).
Dit lezen!
Wanneer er verschillende toestellen in een kamer beschikbaar zijn, is het mogelijk op elk toestel een afzonderlijke temperatuur
te selecteren.
Het toestel moet tijdens het ventileren van de kamer worden uitgeschakeld om een te hoog stroomverbruik te voorkomen,
wanneer de vensters zijn geopend.
4.2.2 Vorstbeveiliging
Het is ook mogelijk het toestel als vorstbeveiliging te gebruiken. De verwarming wordt automatisch ingeschakeld, wanneer
de kamertemperatuur onder 7 °C daalt.
Zet de functieschakelaar op "COMFORT".
»
Draai de temperatuurkiezer naar het vorstbeveiligingssymbool (onderste trap).
»
36
1
2
3