BEDIENINGSPANEEL FUNCTIES :
1. PLAY/PAUSE – Start of pauzeert het afspelen van de track. Als de track wordt gepauzeerd
wordt het CUE punt op deze plaats gezet.
2. CUE – Druk op CUE en de track springt terug naar het CUE punt en pauzeert daar (als u nog
geen CUE punt met de PLAY/PAUSE toets heeft ingesteld, zal het begin van de track als
CUE punt worden genomen.) Als de track op het CUE punt staat kun je het afspelen weer
starten door CUE ingedrukt te houden. Als CUE wordt losgelaten springt de track terug naar
het CUE punt en pauzeert. Wanneer op PLAY/PAUSE wordt gedrukt terwijl CUE ingedrukt
blijft en daarna beide knoppen worden losgelaten wordt de track weer afgespeeld.
3. PITCH -/+ - Hiermee wordt de afspeelsnelheid verlaagd/verhoogd. Als de toets wordt
losgelaten gaat de controller terug naar z'n originele afspeelsnelheid. De beats van 2 tracks
kunnen met deze handmatige functie gemakkelijk worden gematched. Zie ook punt 14.
4. JOGWHEEL – Scratchen of track doorzoeken met knop 12 SCRATCH/SEARCH.
Scratch Mode : Wanneer het scratch-ledje brandt kunt u met het Jogwheel in de track
scratchen. Denk aan het scratchen van een vinylplaat.
Search Mode : Wanneer het scratch-ledje niet brandt in de Pauze stand kan met het
Jogwheel door een track worden gezocht naar een gewenst frame. In de Play-stand zal de
snelheid veranderen als aan het Jogwheel wordt gedraaid. Door de mate van ronddraaien zal
de afspeelsnelheid veranderen. Als de toets wordt losgelaten komt de controller in z'n
originele snelheid terug. De beats van 2 tracks kunnen met deze handmatige functie
gemakkelijk worden gematched. Zie ook punt 14.
5. LOAD – Met behulp van deze knop kan een geselecteerde track naar de controller worden
geladen.
6. BROWSE – Met deze knop kan langs de muziekbestanden van de software worden
gescrolled/genavigeerd. Om een map te openen moet op de knop worden gedrukt, evenzo als
naar een "hogere" map moet worden gegaan.
7. TREBLE – Regelaar voor het instellen van de hoge tonen.
8. FOLDER OUT – Om door mappen te navigeren in USB of CD Mode.
9. BASS - Regelaar voor het instellen van de lage tonen.
10. VOLUME - Regelaar voor het instellen van het volume van de muziek.
11. MASTER VOLUME – Regelaar voor het totale volume van beide units. Wanneer alleen het
volume van één unit moet worden geregeld geschiedt dit met de bijbehorende volumeregelaar
(10).
12. SCRATCH/SEARCH - Zie een deel van punt 4.
13. REV – Speelt de track achterstevoren af.
14. SYNC - Het ritme van de ene unit kan met deze functie worden gematched/aangepast
met/aan het ritme van de andere unit. Zie ook punt 3.
15. CROSSFADER – Wordt gebruikt om de tracks van beide units op de gewenste manier te
mixen.