Bediening
5
Bediening
5.1
Functionaliteit
•
Pas het ophangpunt van het apparaat aan (smal ca. 20 mm - 60 mm [A],
breed ca. 60 mm - 80 mm [B]) met behulp van de vleugelmoer en de bout.
•
Bevestig hijsmiddelen (riem/slinger, ketting of kraanhaak) aan het ophangoog [D].
•
Het apparaat wordt in het midden van het stationaire vastgegrepen voorwerp geplaatst (zie
afbeelding ①).
•
Om het vastgeklemde voorwerp vast te pakken, moet de veerpen [C] op de klemarm (zie
afbeelding ②) worden uitgetrokken zodat de klembekken volledig contact maken met het
vastgeklemde voorwerp (zie afbeelding ③).
LET OP: Gevaar voor beknelling
•
Gebruik geschikte hijsmiddelen/draaguitrusting om de vastgegrepen goederen met het
apparaat op te tillen.
•
Zodra het vastgegrepen voorwerp aan de drager hangt, [moet worden gecontroleerd] of het
vastgegrepen voorwerp verticaal hangt (zie afbeelding ④).
Dit zorgt ervoor dat het vastgegrepen voorwerp bijna verticaal en horizontaal hangt.
Als dit niet het geval is, moet de positie van het apparaat worden aangepast of moet een
ander ophangpunt worden gekozen.
ATTENTIE: Hiervoor moet het apparaat met het vastgegrepen voorwerp volledig op de vloer
worden geplaatst, anders bestaat het risico op een ongeluk.
•
Na het neerzetten van het vastgeklemde voorwerp moet de klembek weer worden geopend
door de handgrepen naar beneden te drukken (de veerpen klikt automatisch vast).
53100444
D
13 / 19
A
B
C
NL