Bel/Sirene gaat af na Afwezigheid inschakelen
Hoorbare Vertrekfout
In een poging om de kans op ongewenste alarmen te beperken, is de hoorbare vertrekfout ontworpen om u te waar-
schuwen voor een verkeerd vertrek bij inschakeling van het systeem in de Afwezigheidsmodus. In het geval dat u
er niet in slaagt het pand te verlaten tijdens de toegewezen uitlooptijd, of als u de uitgang-/toegangsdeur niet
goed sluit, zal het systeem u laten weten dat het op twee manieren onjuist is ingeschakeld: het toetsenpaneel zal
een continue pieptoon afgeven en de bel of sirene gaat af.
Uw installateur zal u vertellen of deze functie op uw systeem is ingeschakeld. Als dit optreedt:
1. Betreed het pand opnieuw.
2. Toets uw toegangscode om het systeem uit te schakelen. Dit moet u doen voordat de inloop-
vertragingstimer verloopt.
3. Volg opnieuw de Afwezigheid-Inschakelprocedure en zorg ervoor dat u de toe-/uitgangsdeur goed sluit.
Inschakelfout
Er klinkt een foutsignaal als het systeem niet kan inschakelen. Dit gebeurt als het systeem niet gereed is om in te
schakelen (d.w.z. sensoren zijn open) of indien een onjuiste gebruikerscode is ingevoerd. Als dit gebeurt, con-
troleert u of alle sensoren beveiligd zijn. Druk op [#] en probeer het opnieuw, en zorg ervoor dat er een geldige
toegangscode wordt ingevoerd. Neem contact op met uw installateur om te bepalen of inschakelen op een andere
manier wordt tegengehouden.
Alarminschakelen en alarmuitschakelen op afstand
Het systeem kan worden ingeschakeld en/of uitgeschakeld met gebruikmaking van de draadloze sleutel of de nabij-
heidstag. Als het systeem wordt ingeschakeld door gebruikmaking van de Inschakelknop op de draadloze sleutel,
erkent het systeem de opdracht door een enkele squawk te laten klinken (als squawk is ingeschakeld). Als het sys-
teem wordt uitgeschakeld door gebruikmaking van Uitschakelknop op de draadloze sleutel, erkent het systeem de
opdracht door twee squawks te laten klinken (als squawk is ingeschakeld), die buiten het pand kunnen worden
gehoord.
Het inschakelen van het systeem met een nabijheidstag:
Introduceer op elk moment dat het indicatielampje systeem Gereed aan is, uw nabijheidstag aan een toet-
l
senpaneel dat is voorzien van een nabijheidssensor.
Voer uw toegangscode in, als die door uw installateur is geconfigureerd.
l
Het uitschakelen van het systeem met een nabijheidstag:
Introduceer op elk moment dat het systeem is ingeschakeld uw nabijheidstag aan een toetsenpaneel dat
l
voorzien is van een nabijheidssensor. (Het indicatielampje aan/uit is aan) en als het is geconfigureerd
zoals vereist, voer dan uw toegangscode in.
Als u door de toegangsdeur loopt, dan piept het toetsenpaneel. Presenteer binnen _____ seconden uw
l
nabijheidstag om een alarmsituatie te voorkomen.
Uw systeem gebruiken
Deze paragraaf geeft aanvullende informatie over hoe u uw alarmsysteem kunt gebruiken.
Als het Alarm afgaat
Het systeem kan 3 verschillende alarmgeluiden genereren:
Tijdelijk/gepulseerde sirene = brandalarm
l
4 pieptonen, 5 seconden pauze 4 pieptonen = Koolmonoxide alarm
l
Ononderbroken sirene = Inbraak (Inbraakalarm)
l
Opmerking: De prioriteitsvolgorde van de signalen is brandalarm, koolstofmonoxide-alarm en medisch alarm en
daarna het inbraakalarm.
Opmerking: Medisch alarm is stil. Dit zorgt alleen voor een alarmmelding naar de meldkamer.
Inschakelen en uitschakelen van het systeem
- 12 -