Uitsluitend op een goed geventileerde
plek tanken. Als er benzine werd
gemorst, het motorapparaat direct
schoonmaken – de kleding niet in
aanraking laten komen met de benzine,
anders direct andere kleding
aantrekken.
Na het tanken de tank-
schroefdop zo vast
mogelijk aandraaien.
Hierdoor wordt het risico verkleind dat
de tankdop door de motortrillingen
losloopt en er benzine wegstroomt.
Op lekkages letten – als er benzine naar
buiten stroomt, de motor niet starten –
levensgevaar door verbranding!
Voor het starten
Inklapbaar draagframe in de werkstand
plaatsen en arrêteren, zie "Apparaat
completeren".
Controleren of het motorapparaat in
goede staat verkeert – het betreffende
hoofdstuk in de handleiding in acht
nemen:
Het brandstofsysteem op lekkage
–
controleren, vooral de zichtbare
onderdelen zoals bijv. de tankdop,
slangaansluitingen, hand-
benzinepomp (alleen bij
motorapparaten met hand-
benzinepomp). Bij lekkages of
BT 360
beschadiging de motor niet starten
– brandgevaar! Het apparaat voor
de ingebruikneming door een
geautoriseerde dealer laten
repareren
De stopschakelaar op het apparaat
–
moet gemakkelijk in stand STOP en
de stopschakelaar op het
draagframe moet gemakkelijk in
stand 0 kunnen worden geplaatst
Gashendel gangbaar – de
–
gashendel moet automatisch in de
stationaire stand terugveren
Gaskabel correct gemonteerd – zie
–
"Apparaat completeren", hoofdstuk
"Gaskabel monteren"
Bougiesteker op vastzitten
–
controleren – bij een loszittende
steker kunnen vonken ontstaan,
hierdoor kan het vrijkomende
benzine-luchtmengsel ontbranden –
brandgevaar!
Geen wijzigingen aan de
–
bedieningselementen en de
veiligheidsinrichtingen aanbrengen
De handgrepen moeten schoon en
–
droog, vrij van olie en vuil zijn –
belangrijk voor een veilige
bediening van het motorapparaat
Handvatrubbers op het draagframe
–
en de coating op de gashendel op
onbeschadigde staat controleren
Het motorapparaat mag alleen in
technisch goede staat worden gebruikt –
kans op ongelukken!
Motor starten
Minstens op 3 m van de plek waar werd
getankt – niet in een afgesloten ruimte.
Tijdens het starten mag er zich geen
boor in de boorspil bevinden. Het
apparaat moet door 2 personen worden
bediend en mag alleen in bedrijf worden
gesteld als dit door de benodigde
personen wordt vastgehouden.
Andere personen buiten het werkgebied
houden – ook tijdens het starten.
De motor starten zoals staat beschreven
in de handleiding.
De boorspil blijft nog even draaien nadat
de gashendel wordt losgelaten –
naloopeffect!
Boorgereedschap en grondboren langer
dan 1 m mogen niet worden gebruikt –
kans op ongelukken!
Alleen op een vlakke ondergrond, op
een stabiele en veilige houding letten,
het motorapparaat goed vasthouden.
Stationair toerental controleren: de boor
moet bij stationair toerental – bij
losgelaten gashendel – stilstaan.
Nederlands
57