Ingebruikname van de compressor
Sluit de compressor op het stroomnet aan en schakel hem via de netschakelaar in (stand I). De com-
pressor bouwt zijn werkdruk op en stopt automatisch als de maximumdruk is bereikt (ca. 4 bar). Wordt
de compressor lucht ontnomen en onderschrijdt de luchtdruk in de compressor ca. 3 bar, dan start
de compressor weer, tot hij zijn maximumdruk opnieuw heeft bereikt.
Werkdruk instellen
De gewenste werkdruk kan aan de drukregelaar worden ingesteld. De indicatie van de werkdruk gebe-
urt aan de manometer.
1.
Trek de draaiknop uit.
2.
Druk verhogen: draai de draaiknop met de klok mee.
Druk verminderen: draai de draaiknop tegen de klok in.
3.
Als u de gewenste werkdruk hebt ingesteld, drukt u de draaiknop weer in.
Omgang met de motorveiligheidsschakelaar
Alle compressoren zijn met een motorveiligheidsschakelaar uitgerust. Deze schakelt de motor bij over-
belasting of oververhitting automatisch uit, om het apparaat tegen schade te beschermen.
Als de compressor tijdens het normale bedrijf wordt uitgeschakeld, gaat u als volgt te werk:
1. Schakel de aan/uit-schakelaar op 0 ("uit") en laat het apparaat ca. 30 minuten
afkoelen
2. Na ca. 30 minuten kunt u het apparaat weer inschakelen
3. Condenswater uit het reservoir en de waterafscheider aftappen
Compressor uitschakelen
Bij langer niet-gebruik van de compressor dient het apparaat te worden uitgeschakeld.
Let op: De compressor dient tevens te worden uitgeschakeld, als hij schijnbaar buiten wer-
king is, dus wanneer de motor niet loopt. Dit is het geval, als de motor de maxima-
le druk heeft opgebouwd en automatisch werd uitgeschakeld. De motor bevindt zich
dan in een "stand-bymodus" en slaat weer aan zodra de druk onder een bepaalde
waarde daalt.
Om de compressor uit te schakelen, schakelt u de aan/uit-schakelaar in de stand 0 ("uit").
Ausgabe 2011
NEDERLANDS 21