EINHELL GE-ST 36/40 Li E Originalbetriebsanleitung Seite 93

aan de lader.
Tijdens het laden kan de accu iets warm worden.
Dit is echter normaal.
Mocht het laden van de accupack niet mogelijk
zijn, controleer dan
•
of aan de contactdoos de netspanning voor-
handen is,
•
of een foutloos contact aan de laadcontacten
voorhanden is.
Indien het laden van de accupack nog altijd niet
mogelijk is, dan verzoeken wij u
•
de lader
•
en de accupack
op te sturen aan onze klantendienst.
Voor een deskundige verzending verzoeken
wij u contact op te nemen met onze klan-
tendienst of het verkooppunt waar u het ap-
paraat heeft aangekocht.
Zorg er bij de verzending of verwerking van
accu's resp. het accu apparaat voor dat deze
afzonderlijk worden verpakt in plastic zakken,
om kortsluitingen en brand te vermijden!
In het belang van een lange levensduur van de
accupack is het raadzaam om op tijd voor het
herladen van de accupack te zorgen. Dit is in elk
geval noodzakelijk, wanneer u vaststelt dat het
vermogen van het apparaat afneemt. Ontlaad de
accupack nooit helemaal. Dat leidt tot een defect
van de accupack!
5.6 Accu-capaciteitsindicatie (afbeelding 10)
Druk op de schakelaar voor accu-capaciteitsin-
dicatie (pos. A). De accu-capaciteitsindicatie
(pos. B) signaleert u de laadtoestand van de accu
aan de hand van 3 LEDs.
Alle 3 LEDs branden:
De accu is vol geladen.
2 of 1 LED(s) branden:
De accu beschikt over voldoende restlading.
1 LED knippert:
De accu is leeg, laad de accu op.
Alle LEDs knipperen:
De temperatuur van de accu is te laag. Verwijder
de accu van het apparaat en laat de accu één
dag liggen bij ruimtetemperatuur. Als de fout
Anl_GE_ST_36_40_Li_E_SPK13.indb 93 Anl_GE_ST_36_40_Li_E_SPK13.indb 93
NL
opnieuw optreedt, dan werd hij diep ontladen en
is hij defect. Neem de accu van het apparaat. Een
defecte accu mag niet meer gebruikt resp. gela-
den worden.
Gevaar!
Neem het apparaat pas na volledige montage in
bedrijf.
6. Bediening
Gelieve de wettelijke bepalingen inzake de veror-
dening voor de bestrijding van lawaaioverlast na
te leven, die plaatselijk kunnen verschillen.
Waarschuwing! De freeswals begint meteen na
het inschakelen te draaien. Houd handen en voe-
ten uit de buurt van roterende delen.
6.1 Apparaat inschakelen (afbeelding 11)
Houd het apparaat met de handen vast aan de
grepen, en druk op de inschakelblokkering (pos.
3) en de Aan/Uit-schakelaar (pos. 2). Schakel de
inschakelblokkering daarna weer vrij.
6.2 Apparaat uitschakelen (afbeelding 11)
Laat de Aan/Uit-schakelaar (pos. 2) los.
6.3 Toerentalregelaar (afbeelding 11)
Door te draaien aan de toerentalregelaar (pos.
4) kan het toerental (1 = laagste / 6 = hoogste)
van de freeswals (afbeelding 12, pos. 17) worden
ingesteld. Zo is een individuele aanpassing aan
het te ruimen vlak mogelijk. De op de toerentalre-
gelaar gedrukte cijfers 2 – 5 dienen om het inge-
stelde toerental beter te herkennen.
6.4 Sneeuw ruimen
Neem de bijgevoegde veiligheidsinstructies, met
name hoofdstuk 2, in acht. Veilig werken met
handgeleide sneeuwfrezen.
Controleer het apparaat vóór elke inbedrijfstelling
op:
•
beschadigingen en volledigheid van de
bescherminrichtingen en van de freeswals.
Vervang beschadigde delen.
•
vaste zitting van alle schroefverbindingen,
•
lichte loop van alle beweeglijke delen.
- 93 -
11.06.2021 08:40:12 11.06.2021 08:40:12