Herunterladen Inhalt Inhalt Diese Seite drucken
Vorschau ausblenden Andere Handbücher für B 150 R:
Inhaltsverzeichnis

Werbung

Verfügbare Sprachen
  • DE

Verfügbare Sprachen

  • DEUTSCH, seite 1
 Leg de planken op de kant van de pal-
let. Plaats de planken zo, dat ze voor de
wielen van het apparaat liggen. Beves-
tig de planken met de schroeven.
 De in de verpakking bijgevoegde bal-
ken voor ondersteuning van de helling
gebruiken.
 Houten latten voor de wielen verwijde-
ren.
 Aan de hendel van de rem trekken en
het apparaat bij een aangetrokken hen-
del van het platform schuiven.
of
 Intelligent Key insteken.
 Veiligheidsschakelaar op „1" zetten.
 Programmaschakelaar op Transport
zetten.
 Rijrichtingsschakelaar op „vooruit" stel-
len.
 Gaspedaal bedienen.
 Apparaat van het palet rijden.
 Veiligheidsschakelaar op „0" zetten.
Reinigingskop inbouwen
Het inbouwen van de reinigingskop is be-
schreven in het hoofdstuk „Onderhouds-
werkzaamheden".
Instructie:
Bij bepaalde modellen is de reinigingskop
reeds gemonteerd.
Borstels monteren
De montage van de borstels is beschreven
in het hoofdstuk „Onderhoudswerkzaam-
heden".
Zuigbalk monteren
 Zuigbalk zodanig in de ophanging
plaatsen dat de vormplaat boven de op-
hanging ligt.
 Vleugelmoeren aanspannen.
 Zuigslang plaatsen.

Werking

GEVAAR
Verwondingsgevaar. Het apparaat niet
zonder veiligheidsdak tegen vallende voor-
werpen gebruiken in bereiken waar de be-
diener eventueel kan worden geraakt door
vallende voorwerpen.
Instructie:
Breng voor een onmiddellijke buitenbedrijf-
stelling van alle functies de veiligheids-
schakelaar in de stand „0".
Chauffeursstoel instellen
 Bedien de hendel Stoelverstelling en
schuif de stoel in de gewenste positie.
 Hendel stoelverstelling loslaten en stoel
inklikken.
Apparaat inschakelen
 Zitpositie innemen.
 Intelligent Key insteken.
 Veiligheidsschakelaar op „1" zetten.
 Draai de programmakeuzeschakelaar
op de gewenste functie.
 Als de bijbehorende melding in de dis-
play verschijnt, moet onderhoud wor-
den gepleegd.
Display
Handeling
Onderhoud
Zuigbalk reinigen.
Zuigbalk
Onderhoud
Filter vers water reinigen.
Versw. Filter
Onderhoud
Zuiglippen op slijtage in in-
Zuiglippen
stelling controleren.
Onderhoud
Reinig de beschermzeef
Turbinezeef
van de turbine.
Onderhoud
Borstels controleren op
Borstelkop
slijtage en reinigen.
 Infoknop indrukken.
 Teller voor het betreffende onderhoud
resetten (zie „Verzorging en onder-
houd/teller resetten").
Instructie:
Als de teller niet wordt gereset, verschijnt
de onderhoudsmelding teleksn als het ap-
paraat wordrt ingeschakeld.
Parkeerrem controleren
GEVAAR
Ongevalgevaar. Voor elke werking moet de
functionaliteit van de parkeerrem op een
vlakke ondergrond gecontroleerd worden.
 Zet het apparaat aan.
 Rijrichtingsschakelaar op „vooruit" stel-
len.
 Programmaschakelaar op Transport
zetten.
 Gaspedaal licht induwen.
 De rem moet hoorbaar ontgrendelen.
Het apparaat moet op een vlakke on-
dergrond zacht beginnen te rollen. In-
dien het pedaal losgelaten wordt, ver-
grendelt de rem hoorbaar. Het apparaat
moet buiten werking gesteld worden en
5
-
NL
de klantendienst moet geraadpleegd
worden, indien het bovengenoemde
niet zo is.
Rijden
GEVAAR
Ongevalgevaar. Wanneer het apparaat
geen remwerking meer toont, ga dan als
volgt te werk:
 Wanneer het apparaat op een helling
met een stijging boven 2% bij het losla-
ten van het gaspedaal niet tot stilstand
komt, mag uit veiligheidsoverwegingen
de veiligheidsschakelaar alleen dan op
„0" gezet worden, wanneer de mecha-
nische functie van de parkeerrem vol-
gens de voorschriften bij iedere inge-
bruikneming van het apparaat voordien
gecontroleerd werd.
 Het apparaat moet bij het bereiken van
de stilstand (op een effen vlakte) buiten
werking gesteld worden en de klanten-
dienst moet geraadpleegd worden!
 Bijkomend moeten de onderhoudsin-
structies voor remmen in acht genomen
worden.
GEVAAR
Kantelgevaar bij de sterke hellingen.
 In rijrichting mogen enkel stijgingen tot
10% (adv 15%) bereden worden.
Berijd stijgingen en dalingen enkel in
langsrichting, keer niet om.
Kantelgevaar bij snel door de bochten rij-
den.
Slipgevaar bij natte bodems.
 In bochten langzaam rijden.
Kantelgevaar bij onstabiele ondergrond.
 Het apparaat uitsluitend op bevestigde
ondergrond bewegen.
Kantelgevaar bij de zijwaartse hellingen.
Rijden
 Zitpositie innemen.
 Intelligent Key insteken.
 Veiligheidsschakelaar op „1" zetten.
 Programmaschakelaar op Transport
zetten.
 Instellen van rijrichting met de rijrich-
tingsschakelaar op het bedieningspa-
neel.
 Rijsnelheid bepalen door het bedienen
van het gaspedaal.
 Apparaat stoppen: Gaspedaal loslaten.
Instructie:
De rijrichting kan ook tijdens de rit veran-
derd worden. Zo kunnen door meermaals
voor- en achteruit te rijden ook heel matte
plaatsen gepolijst worden.
Overbelasting
Bij overbelasting wordt de motor van de
wielaandrijving na een bepaalde tijd uitge-
schakeld. Op het display verschijnt een sto-
ringsmelding. Bij oververhitting van de be-
sturing wordt het betrokken aggregaat uit-
geschakeld.
 Apparaat gedurende minstens 15 minu-
ten laten afkoelen.
 Programmaschakelaar op "OFF" draai-
en, even wachten en weer op het ge-
wenste programma draaien.
63

Quicklinks ausblenden:

Werbung

Inhaltsverzeichnis
loading

Inhaltsverzeichnis