8. Ingebruikname van de camera
• Om de volgende punten te kunnen uitvoeren moet u eerst de vergrendeling (B6) van de
camera openen en het deksel openklappen.
• Wanneer u met het plaatsen van de batterijen en geheugenkaart en de configuratie klaar bent,
sluit u het onderste cameradeksel en vergrendelt u het opnieuw (B6).
☞
Voor u begint, controleert u of de camera uitgeschakeld is. Als dit niet het geval is,
beweegt u de schakelaar (B4) in de stand „OFF".
a) Batterijen plaatsen
• Trek nu het batterijvak aan de metalen beugel (B7) uit
• Plaats twee 8 AA-batterijen in het vak. Let daarbij op de juiste polariteit (plus/+ en min/-). In
het batterijvak is de richting gemarkeerd hoe u de batterijen moet plaatsen.
• Schuif nu de batterijhouder opnieuw correct in de camera tot hij volledig is vastgeklkt. Klap
vervolgens de metalen beugel opnieuw om.
☞
Ook wanneer de camera uit is, kan het zijn dat hij een zekere hoeveelheid stroom
in het μA-bereik verbruikt. Daarom raden wij u aan om de batterijen te verwijderen
wanneer u de camera niet gebruikt.
Daartoe volstaat het om de volledige batterijschacht een stukje uit te trekken.
122