Blaupunkt ISD-SD1 Gebrauchsanleitung Seite 32

lawaai binnen of buiten, vaste slapers,
drugs of alcohol gebruik, doven en
slechthorenden, etc.). Als u vermoedt dat
deze rookmelder een gezinslid niet kan
waarschuwen, installeer en onderhoud
dan speciale rookmelders. Gezinsleden
moeten het alarm horen en snel reageren
om het risico van schade of letsel die het
gevolg is van brand te beperken.
7: Rookmelders kunnen alleen af gaan als ze
rook of brandende deeltjes in de lucht de-
tecteren. Ze detecteren geen hitte, vlam-
men of gas. De rookmelder is ontworpen
om een hoorbare waarschuwing voor
een zich ontwikkelende brand te geven.
Echter, veel branden ontbranden snel,
explosief of opzettelijk, en andere worden
veroorzaakt door onachtzaamheid of
veiligheidsrisico's. In deze gevallen kan de
rook de melder niet op tijd bereiken om
veilig ontsnappen te verzekeren.
8: Rookmelders hebben beperkingen. Deze
rookmelder is niet onfeilbaar en is niet ge-
garandeerd om levens of eigendommen
te beschermen tegen brand. Rookmelders
zijn geen vervanging voor verzekering.
Huiseigenaren en huurders moeten hun
levens en eigendommen verzekeren.
Bovendien is het altijd mogelijk dat de
rookmelder niet meer werkt. Om deze
reden, moet u de rookmelder wekelijks
testen en vervangen om de 10 jaar.
Installeer de Mini rookmelder niet op de
volgende plaatsen:
1: In de buurt van apparaten die regelmatig
ontsteken
(keukens, bij gasfornuizen, boilers). Gebruik
een speciale rookmelder met ongewens-
te alarmcontrole voor deze gebieden.
2: In omgevingen met hoge luchtvoch-
tigheid zoals badkamers of bij een
vaatwasser of wasmachine. Installeer op
ten minste 3 meter van deze ruimtes.
3: In de buurt van luchtafvoer of verwar-
ming en koeling ventilatieopeningen.
Plaats het alarm ten minste 1 meter
van deze ruimtes. De lucht kan de rook
wegblazen van de melder waardoor het
alarm niet afgaat.
4: In ruimtes waar temperaturen kunnen
dalen onder 0°C of stijgen boven 40°C,
of met een luchtvochtigheid hoger dan
93%. Deze omstandigheden verminderen
de levensduur van de batterij of veroorza-
ken een vals alarm.
32
5: In extreem stoffige of vuile ruimtes, of
ruimtes vol insecten kunnen deeltjes in
de lucht de werking van de rookmelder
beïnvloeden.
Bediening:
Testen
Schakel het alarm in als u het op de beugel
monteert. Test het apparaat om de juiste
werking te controleren door op de testknop
te drukken, dit laat het alarm afgaan. Als het
alarm niet afgaat, is de batterij defect of is er
een andere storing, kunt u kijken bij "Prob-
leemoplossingen" voor een oplossing.
GEBRUIK GEEN open vuur om uw alarm te
testen, u kunt
het alarm beschadigen of brandbare materi-
alen aansteken en een brand stichten.
VOORZICHTIG: Door het harde (85 decibel)
geluid van het alarm, dient u altijd een
armlengte afstand te houden van het alarm
tijdens het testen.
Test het alarm wekelijks om een goede
werking te garanderen. Onregelmatig of
laag geluid van uw alarm kan een defect
alarm betekenen. Zie "Probleemoplossingen"
voor een oplossing.
LED indicators
Rode LED die eens per 40 seconden
knippert: geeft aan dat de rookmelder
goed werkt.
Rode LED knippert: wanneer de testknop
is ingedrukt, of wanneer de rookmelder
ontbrande deeltjes detecteert en het alarm
inschakelt (constant pulserend geluid),
knippert de rode LED eens per seconde. De
knipperende LED en het pulserende geluid
gaat door tot de lucht weer schoon is of
iemand de testknop om het alarm uit te
schakelen indrukt (Stille modus). Rode LED
alarm uitzetten (Stille modus) indicatie: De
rode LED knippert eenmaal elke 8 seconden,
wat aangeeft dat de rookmelder in de stille
modus staat.
Batterij bijna leeg indicatie - Een intermit-
terende „piep" met rode knipperde LED
eenmaal elke de 40 seconden: geeft aan dat
de batterij van de rookmelder bijna leeg is.
Probleem indicatie - Het alarm piept elke
40 seconden.
LET OP: Als de rookmelder eens per 40
seconden piept, kunt u op de testknop
drukken om deze waarschuwingstoon
gedurende 10 uur uit te schakelen, tijdens
deze periode kan er nog gewoon rook