Herunterladen Inhalt Inhalt Diese Seite drucken

Märklin 16075 Gebrauchsanleitung Seite 12

Schienenzeppelin
Inhaltsverzeichnis

Werbung

Anschluss der Gleisanlage
Um Spannungsverluste auf der
Anlage zu vermeiden ist
immer auf gutes Zusammen-
passen der Schienenverbin-
dungslaschen zu achten.
Alle 2 bis 3 m ist eine neue
Stromeinspeisung über die
Anschlussklemmen 5654 emp-
fehlenswert.
Befahren von Steigungen
Im Gegensatz zum Vorbild kön-
nen mit einer Modellbahn auch
größere Steigungen befahren
werden. Im Normalfall sollte
eine Steigung bei maximal 3
Prozent liegen. Im Extrem-
fall sind bei entsprechend
eingeschränkter Zugleistung
maximal 5 Prozent möglich.
Der Anfang und das Ende der
Steigung sind auf jeden Fall
auszurunden.
Der Unterschied in der Stei-
gung zwischen zwei mindes-
tens 300 mm langen Gleisstü-
cken darf maximal 1 bis 1,5
Prozent betragen.
Betrieb auf der Anlage • Operation on a layout
Connections between
the track layout and the
transformer
Rail joiners must fit well on the
rails of the track to which they
are joined to avoid voltage drop
on the layout. We recommend
that you install feeder wires
every 2 to 3 meters (7 to 10
feet) using the 5654 feeder
clips.
Operating the locomotive
on grades
In contrast to the prototype a
locomotive on a model railroad
can operate up steeper grades.
As a general rule a grade
should be no steeper than 3%.
In extreme situations a maxi-
mum grade of 5% is permis-
sible, keeping in mind that the
locomotive's tractive effort will
be less. The beginning and the
end of the grade must always
work gradually up to maxi-
mum grade for the route. The
maximum allowable difference
in grade between two track
sections, each with a minimum
length of 300 mm (11-3/4") is 1
to 1.5 percent.
Connexion des voies
ferrées
Pour éviter des pertes de
potentiel sur l'installation, il faut
veiller à ce que les éclisses de
liaison des rails soient toujours
parfaitement adaptées. Une
nouvelle alimentation élec-
trique est conseillée tous les
2 à 3 m au moyen des griffes
d'alimentation 5654.
Franchissement des côtes
Contrairement à l'original, la
maquette est également en
mesure de franchir des côtes
assez importantes. En temps
normal, une côte devrait étre
de l'ordre de 3% maximum.
A l'extrême limite, 5% sont
envisageables avec une
puissance du train réduite en
consequence. Le début et la fin
de la côte doivent en tous cas
étre arrondis.
La différence de pente
entre deux éléments de voie
d'au moins 300 mm de lon-
gueur doit étre de 1 à 1,5%
maximum.
12
Exploitation sur réseau • Bedrijf op een modelbaan
Aansluiting van de sporen
Om spanningsverlies op de
modelbaan te voorkomen
moeten de raillassen altijd goed
op elkaar aansluiten. Om de 2 à
3 meter moet de voeding opni-
euw op de rails gezet worden.
Daarbij zijn de aansluitklemmen
5654 aan te raden.
Berijden van hellingen
In tegenstelling tot het grote
voorbeeld kunnen met een
modelbaan ook grotere hellin-
gen bereden worden. Normaal
moet een helling maximaal
3 procent zijn. In extreme
gevallen is maximaal 5 procent
mogelijk, maar dan moet reke-
ning gehouden worden met een
evenredig verlies aan vermo-
gen. Het begin en het einde
van de helling moeten altijd
gerond worden.
Het verschil in de helling tussen
twee tenminste 300 mm lange
railstukken mag maximaal 1 à
1,5 procent bedragen.

Werbung

Inhaltsverzeichnis
loading

Inhaltsverzeichnis