Aandrijfsnelheid instellen
(alleen BD-variant)
Rijgedeelte met de voet naar voren
draaien.
Snelheid verlagen: Knop in de richting –
draaien.
Snelheid verhogen: Knop in de richting
+ draaien.
Reinigen
Rijgedeelte met voet naar achteren
draaien.
Programmakeuzeschakelaar op het ge-
wenste reinigingsprogramma draaien.
Waterhoeveelheid overeenkomstig ver-
vuiling en vloerbekking instellen.
Zuigblak omlaag brengen.
Borstels inschakelen door trekken aan
de schakelbeugel.
Voorzichtig
Beschadigingsgevaar voor bodemdeklaag.
Apparaat niet op die plaats gebruiken.
Stoppen en stilleggen
Regelknop waterhoeveelheid sluiten.
Apparaat nog 1-2 m vooruit rijden, om
het restwater af te zuigen.
Programmakeuzeschakelaar op „OFF"
draaien.
Zuigbalk omhoog zetten.
Rijgedeelte met de voet naar voren
draaien.
Voorzichtig
Gevaar voor deformatie van de borstel(s).
Bij het uitzetten van het apparaat de bor-
stel(s) door voordraaien van het rijgedeelte
ontlasten.
Vuilwatertank legen
Opmerking
Bij volle vuilwatertank sluit de vlotter het
zuigkanaal af. De afzuiging wordt onder-
broken. Vuilwatertank legen.
Waarschuwing
Plaatselijke voorschriften voor afvalwater-
behandeling in acht nemen.
Neem de aftapslang vuilwater uit de
houder en plaats deze in een geschikte
verzamelinrichting.
Water door het openen van de doseer-
inrichting op de aftapslang aftappen.
Vervolgens de vuilwatertank met
schoon water uitspoelen.
Schoonwatertank legen
Koppeling aan het bovenste uiteinde
van de niveau-indicator lossen.
De slang van de niveau-indicator in een
geschikte verzamelinrichting plaatsen
en de vloeistof weg laten lopen.
De koppeling weer op het apparaat
aanklikken.
aflaatschroef schoon water eruit draai-
en en vloeistof laten aflopen.
Aflaatschroef schoon water opnieuw in-
draaien en aanspannen.
– 9
NL
Eco-variant:
69